Alfred Brehm - Het Leven der Dieren - Deel 2, Hoofdstuk 02 - De Papegaaien; Hoofdstuk 03 - De Duifvogels

Здесь есть возможность читать онлайн «Alfred Brehm - Het Leven der Dieren - Deel 2, Hoofdstuk 02 - De Papegaaien; Hoofdstuk 03 - De Duifvogels» — ознакомительный отрывок электронной книги совершенно бесплатно, а после прочтения отрывка купить полную версию. В некоторых случаях можно слушать аудио, скачать через торрент в формате fb2 и присутствует краткое содержание. Жанр: Природа и животные, foreign_antique, foreign_prose, на нидерландском языке. Описание произведения, (предисловие) а так же отзывы посетителей доступны на портале библиотеки ЛибКат.

Het Leven der Dieren: Deel 2, Hoofdstuk 02: De Papegaaien; Hoofdstuk 03: De Duifvogels: краткое содержание, описание и аннотация

Предлагаем к чтению аннотацию, описание, краткое содержание или предисловие (зависит от того, что написал сам автор книги «Het Leven der Dieren: Deel 2, Hoofdstuk 02: De Papegaaien; Hoofdstuk 03: De Duifvogels»). Если вы не нашли необходимую информацию о книге — напишите в комментариях, мы постараемся отыскать её.

Het Leven der Dieren: Deel 2, Hoofdstuk 02: De Papegaaien; Hoofdstuk 03: De Duifvogels — читать онлайн ознакомительный отрывок

Ниже представлен текст книги, разбитый по страницам. Система сохранения места последней прочитанной страницы, позволяет с удобством читать онлайн бесплатно книгу «Het Leven der Dieren: Deel 2, Hoofdstuk 02: De Papegaaien; Hoofdstuk 03: De Duifvogels», без необходимости каждый раз заново искать на чём Вы остановились. Поставьте закладку, и сможете в любой момент перейти на страницу, на которой закончили чтение.

Тёмная тема
Сбросить

Интервал:

Закладка:

Сделать

Hunne slaapplaatsen zijn zeer verschillend: soms dient hiervoor een dichte boomkroon, soms een rotswand met uithollingen, soms een holle boom. Het schijnt, dat zij aan de laatstgenoemde slaapgelegenheid de voorkeur geven. “Zijn slaapplaats,” zegt Audubon van den Carolina-parkiet, “is een holle boom of een nestgat, dat door een groote soort van Specht is uitgehouwen, ingeval dit niet door de rechtmatige eigenaars wordt bewoond. In de schemering kan men in de buurt van oude, holle sycomoren of dergelijke boomen talrijke vluchten van deze Papegaaien bijeen zien komen. Zij gaan vlak voor de holte aan de schors hangen, om achtereenvolgens naar binnen te sluipen en in den boom den nacht door te brengen. Als zulk een holte niet voldoende is voor het aantal slapers, hechten de overige zich met den snavel en de klauwen vóór den ingang aan de schors. Het heeft er dan allen schijn van, dat het gewicht van het lichaam geheel door den snavel gedragen wordt. Met een verrekijker heb ik echter tot mijn geruststelling het tegendeel kunnen opmerken.”

Behalve aan een veilige slaapplaats hebben de Papegaaien behoefte aan boomen met dichte kroon, om zich volkomen op hun gemak te gevoelen. Het is hun minder te doen om beschutting tegen weer en wind dan om goede schuilplaatsen. Hoewel zij bijzonder veel van warmte houden, zijn zij toch niet zeer bevreesd voor koude en nog minder, althans tijdelijk, voor nat weer. “Gedurende tropische onweersregens, die soms zoo hevig zijn, dat zij de lucht verduisteren,” zegt de Prins Von Wied, “ziet men de Papegaaien dikwijls onbeweeglijk op doode takken van de hoogste boomtoppen zitten; vroolijk weerklinkt hun stem, terwijl het water bij hen neerstroomt. Al zijn ook in de nabijheid dicht loover en dikke takken te vinden, zij blijven liever aan den warmen onweersregen blootgesteld. Zoodra echter de bui ophoudt, beginnen zij hun dicht vederenkleed van het vocht te bevrijden.” Anders is het gesteld bij mooi weder. Dan geven zij duidelijk de voorkeur aan de dichtst vertakte boomen, hetzij om zich tegen de zonnestralen te beschutten, hetzij om zich te verbergen. Dit laatste doen zij stellig, zoodra zij onraad bespeuren. Zij weten, welk een goede bescherming zij, wegens hun met de kleur van bladen overeenkomenden tooi van een dichtbebladerde boomkroon kunnen verwachten. Zij zijn hier niet gemakkelijk te ontdekken. Men weet, dat een vijftigtal Papegaaien op een boom vereenigd zijn, maar men ziet er geen enkelen van. Bij het schuilhoekje spelen komt trouwens niet alleen de kleur van het vederenkleed goed te pas, maar ook de sluwheid, die aan nagenoeg alle Papegaaien eigen is.

Het voedsel van de Papegaaien bestaat hoofdzakelijk uit vruchten en zaden. Vele Loris gebruiken echter weinig of niets anders dan honig en stuifmeel uit bloemen en misschien ook de Insecten die in de bloemen voorkomen; de Araras en andere Papegaaien met wigvormige staart (Conurinae) eten, behalve vruchten en zaden, ook wel knoppen en bloemen van boomen; enkele Kaketoes doen gaarne haar maal met larven van Insecten, Wormen en dergelijke kleine dieren. Het is trouwens volstrekt niet onwaarschijnlijk, dat de groote soorten van deze orde veel meer dierlijk voedsel gebruiken dan men meent. Een reden voor dit vermoeden zou men kunnen vinden in de moordlust van sommige Papegaaien en ook in de gretigheid, welke gevangene exemplaren voor vleeschkost toonen, zoodra zij dezen eenige malen geproefd hebben.

Vermakelijk is het, de Papegaaien gedurende hunne rooftochten in de vruchtboomen en akkers te bespieden. De wijze, waarop zij in dit geval en bij het zoeken van voedsel in ’t algemeen te werk gaan, wettigen tot op zekere hoogte de benaming “bevederde Apen”. De list en bedachtzaamheid, waarmede zij hunne rooverijen plegen, trekken de aandacht van iederen waarnemer. Een met rijpe vruchten beladen boom, een akker, welks producten zich goed ontwikkeld hebben, lokt hen zelfs van verre aan. “Door allerlei vruchten, die zeer in hun smaak vallen,” zegt de Prins Von Wied, “worden de overigens zoo schuwe Araras bewogen zich ver buiten de grenzen harer wouden te begeven.” De Honigparkieten vond Gould uitsluitend op eucalypten, welker stuifmeel- en honigrijke bloemen hun het gewenschte voedsel in voldoende hoeveelheid verschaffen, nooit op andere boomen. Alle groote soorten zijn hoogst voorzichtig bij het zoeken van hun levensonderhoud; zelfs in het woud gedragen zij zich soms als gedurende een rooftocht. “Bij vluchten en met oorverdoovend geschreeuw,” bericht Pöppig, “strijken de groote, goudgroene Araras van de Andes neer op de vuurroode erythrinen en gele tachias, welker bloemen zij gaarne eten. Zij zijn echter listig genoeg om te begrijpen, dat hun gekrijsch hen aan gevaar blootstelt, wanneer zij een akker met rijpende maïs beginnen te plunderen. Ieder hunner bedwingt dan zijn neiging tot tieren, zoodat er slechts onderdrukte, knorrende geluiden gehoord worden, terwijl het vernielingswerk met ongeloofelijken spoed voortgezet wordt. Het is voor den jager of den vertoornden Indiaan geen gemakkelijk werk de sluwe dieven te naderen, daar altijd een paar van de oudste Vogels op de hoogste boomen de wacht houden. Het eerste waarschuwende sein wordt beantwoord door een algemeenen, halfluiden kreet van de gestoorde plunderaars; bij het tweede signaal vlucht de geheele zwerm, doch slechts om na het vertrek van den vijand dadelijk zijn verderfelijk werk te hervatten.”

Ongeloofelijk groot zijn de verwoestingen, die de Papegaaien op de akkers en in de tuinen aanrichten; zij rechtvaardigen de ernstige maatregelen van tegenweer, die door den mensch genomen worden. Nagenoeg alles is van hun gading, niets is beveiligd tegen hunne aanvallen. “Zij en vooral de groote Araras,” zegt de Prins Von Wied, “versplinteren met hun reusachtigen snavel de hardste vruchtwanden”; niet minder goed is dit orgaan geschikt voor het verwerken van weeke vruchten of kleine zaden. De aan een vijl herinnerende achterzijde van de haakvormige bovensnavelspits maakt het vasthouden van voedingstoffen met gladde oppervlakte of van kleinen omvang bijzonder gemakkelijk; de beweeglijkheid van de tong bewijst hierbij belangrijke diensten. In een oogwenk is een noot gekraakt, een aar van hare vruchten beroofd, een zaadkorrel ontbolsterd. Als de snavel dit werk alleen niet af kan, wordt ook de poot te hulp genomen; de hiermede vastgehouden spijs wordt behendig naar den mond gebracht. Evenals de Apen, vernielen zij veel meer dan zij verslinden.

Na den maaltijd vliegen de Papegaaien naar de plaatsen, waar zij drinken en baden. Zij drinken veel, ook wel zout of althans brak water. Wanneer er gelegenheid toe bestaat, laten zij zich nat regenen, overigens begeven zij zich om te baden naar poelen; zij “gullen” graag in het zand, evenals de Hoenderen en bedekken daardoor hunne veeren met een laag stof; ook kruipen zij wel in de nestholen van de Groote IJsvogels om hetzelfde doel te bereiken. Zij zoeken zouthoudende aarde op en bezoeken geregeld de zoute poelen in het woud.

De voortplanting der Papegaaien heeft plaats in de maanden, die in hun vaderland met onze lente overeenkomen en aan het rijp worden der vruchten voorafgaan. Naar het schijnt, broeden de groote soorten slechts éénmaal in het jaar en leggen zij niet meer dan 2 eieren; de Australische Graspapegaaien en de andere Waaierparkieten in ’t algemeen vormen echter een uitzondering op dezen regel: zij leggen in den regel 3 of 4, enkele zelfs 6 à 10 eieren en broeden, zooals uit waarnemingen aan gevangenen gebleken is, twee- of driemaal per jaar. Ook de Kaketoes leggen soms, de Jako, de Edelparkieten en andere soorten in den regel meer dan 2 eieren, maar broeden waarschijnlijk slechts éénmaal per jaar. De eieren zijn altijd wit van kleur, glad van schaal en rondachtig.

De Papegaaien nestelen bij voorkeur, doch niet uitsluitend in holle boomen. Eenige Amerikaansche soorten broeden in gaten van den grond of van rotsen; de Indische Halsbandparkiet maakt hiervoor, volgens Jerdon, dikwijls gebruik van holten in oude gebouwen enz.; de Monnikspapegaai bouwt van dikke takken groote, lompe nesten; de Grondparkieten leggen hunne eieren op den naakten bodem. Van alle kan men zeggen, dat zij in groote troepen en soms in ontzaglijke zwermen bij elkander nestelen.

Читать дальше
Тёмная тема
Сбросить

Интервал:

Закладка:

Сделать

Похожие книги на «Het Leven der Dieren: Deel 2, Hoofdstuk 02: De Papegaaien; Hoofdstuk 03: De Duifvogels»

Представляем Вашему вниманию похожие книги на «Het Leven der Dieren: Deel 2, Hoofdstuk 02: De Papegaaien; Hoofdstuk 03: De Duifvogels» списком для выбора. Мы отобрали схожую по названию и смыслу литературу в надежде предоставить читателям больше вариантов отыскать новые, интересные, ещё непрочитанные произведения.


Отзывы о книге «Het Leven der Dieren: Deel 2, Hoofdstuk 02: De Papegaaien; Hoofdstuk 03: De Duifvogels»

Обсуждение, отзывы о книге «Het Leven der Dieren: Deel 2, Hoofdstuk 02: De Papegaaien; Hoofdstuk 03: De Duifvogels» и просто собственные мнения читателей. Оставьте ваши комментарии, напишите, что Вы думаете о произведении, его смысле или главных героях. Укажите что конкретно понравилось, а что нет, и почему Вы так считаете.

x