Alfred Brehm - Het Leven der Dieren. Derde Deel, Hoofdstuk 1 tot 4, De Kruipende Dieren

Здесь есть возможность читать онлайн «Alfred Brehm - Het Leven der Dieren. Derde Deel, Hoofdstuk 1 tot 4, De Kruipende Dieren» — ознакомительный отрывок электронной книги совершенно бесплатно, а после прочтения отрывка купить полную версию. В некоторых случаях можно слушать аудио, скачать через торрент в формате fb2 и присутствует краткое содержание. Жанр: Природа и животные, foreign_antique, foreign_prose, на нидерландском языке. Описание произведения, (предисловие) а так же отзывы посетителей доступны на портале библиотеки ЛибКат.

Het Leven der Dieren. Derde Deel, Hoofdstuk 1 tot 4, De Kruipende Dieren: краткое содержание, описание и аннотация

Предлагаем к чтению аннотацию, описание, краткое содержание или предисловие (зависит от того, что написал сам автор книги «Het Leven der Dieren. Derde Deel, Hoofdstuk 1 tot 4, De Kruipende Dieren»). Если вы не нашли необходимую информацию о книге — напишите в комментариях, мы постараемся отыскать её.

Het Leven der Dieren. Derde Deel, Hoofdstuk 1 tot 4, De Kruipende Dieren — читать онлайн ознакомительный отрывок

Ниже представлен текст книги, разбитый по страницам. Система сохранения места последней прочитанной страницы, позволяет с удобством читать онлайн бесплатно книгу «Het Leven der Dieren. Derde Deel, Hoofdstuk 1 tot 4, De Kruipende Dieren», без необходимости каждый раз заново искать на чём Вы остановились. Поставьте закладку, и сможете в любой момент перейти на страницу, на которой закончили чтение.

Тёмная тема
Сбросить

Интервал:

Закладка:

Сделать

Alle levensverrichtingen van de Reptiliën geschieden des te krachtiger, naarmate de temperatuur van de omgeving hooger is, mits zij een zekere grens niet overschrijdt; daarom gedraagt een Slang op een warmen zomerdag zich op geheel andere wijze dan bij koel weer. Daar de ademhalings- en bloedsomloopsorganen niet in staat zijn om de temperatuur van haar lichaam aanmerkelijk te verhoogen, is deze min of meer afhankelijk van die der omgeving. Hierin is de verklaring gelegen van het feit, dat alle soorten, die koude gewesten bewonen, om niet van koude te sterven, gedurende de wintermaanden een schuilplaats moeten opzoeken, waar zij in winterslaap vervallen.

Dat de geestvermogens van de Reptiliën buitengewoon gering zijn, staat in nauw verband met de reeds genoemde feiten. Van alle hoogere eigenschappen zijn bij hen in ’t gunstige geval slechts flauwe sporen voorhanden; zij zelve zijn in meerdere of mindere mate machines zonder wil. Vele leden van deze klasse openbaren ternauwernood eenig onderscheidingsvermogen. De werkzaamheid van hun geest bepaalt zich tot een zekere plaatszin, tot een beperkte geschiktheid om eetbare voorwerpen, of ook vijandige wezens, te herkennen en tot zinnelijken hartstocht. Behoudens het uitkrabben van gaten voor het bergen der eieren, of het bijeenbrengen van bladen voor hetzelfde doel, worden bij hen geenerlei bewijzen waargenomen van de kunstvaardigheid, die aan hoogere dieren eigen is. Gebruik makend van de gelegenheden tot huisvesting, die de door hen bewoonde streek aanbiedt, bijvoorbeeld van gaten, spleten of andere holen, kiezen zij deze tot woning of rustplaats; zij geraken aan een bepaalden schuilhoek gewoon en keeren hierin na hunne rooftochten telkens weder terug; deze hebbelijkheid is echter van veel lager allooi dan de gehechtheid van de Zoogdieren en Vogels aan hunne opzettelijk naar eigen inzichten en behoeften vervaardigde woningen. Evenmin kan men de voorzorgsmaatregelen, die de Kruipende Dieren met het oog op hun nakomelingschap nemen, op één lijn stellen met de werkzaamheden, die de Zoogdieren en Vogels in het belang van hun kroost verrichten. Hoewel ook het Kruipend Dier in oorden, waar het vervolgingen te verduren heeft, mettertijd schuw en angstvallig wordt, leert het zelden of nooit een onderscheid maken tusschen werkelijke en denkbeeldige gevaren. Zelfs hoog ontwikkelde Reptiliën letten ternauwernood op een mensch, die zich volkomen stil houdt; zij herkennen hem eerst dan als een vijand, zoodra hij zich beweegt of gedruisch veroorzaakt. De hooger ontwikkelde dieren wijzigen hun aard in verband met de omstandigheden; uitwendige prikkels brengen verandering in hun gedragslijn en gemoedstoestand, maken hen vroolijk, opgeruimd, opgewekt, geneigd tot schertsen en spelen, of stemmen hen treurig, verdrietig en knorrig. Niets van dit alles vindt men bij de Kruipende Dieren: zij spelen en stoeien niet, vinden geen behagen en vermaak in de werkingen van hun eigen geest, en kennen hoogstens het genot, dat hun door het verzwelgen van een overvloed van voedsel of door het liggen op een zonnig plekje ten deel valt.

Van een geestelijk leven kan dus bij de Reptiliën ternauwernood sprake zijn, eerder nog van een zinnelijk leven; een zekere geschiktheid tot het opdoen en gebruik maken van ervaringen kan men hun echter niet ontzeggen. De Vergiftige Slang, wel bekend met de werking van haar doodelijk wapen, wacht rustig de gevolgen van haar beet af; de Niet-vergiftige Slang, de Schildpad, de Krokodil, de Hagedis nadert sluipend den buit, na dezen opgespoord of in een hinderlaag afgewacht te hebben, schiet dan plotseling voor den dag en tracht hem te grijpen. Ieder Kruipend Dier eindelijk kan in zoover getemd worden, dat het langzamerhand gewoon geraakt aan den mensch, van wien het voedsel ontvangt; waarschijnlijk ziet het echter geen onderscheid tusschen zijn verzorger en een anderen persoon; het kent dezen slechts in zijn kwaliteit van voedsel-leverancier. Kruipende Dieren, die het vermogen bezitten om hun verzorger kwaad te doen, blijven altijd gevaarlijk, zelfs wanneer zij getemd heeten te zijn; men kan in ’t geheel geen gehechtheid van hen verwachten, maar moet eerder op valschheid en boosaardigheid dan op vriendschap rekenen. Vriendschap sluit het Reptiel zoomin met de andere leden zijner klasse als met eenig ander dier; hoogstens kan men het zoo ver brengen, dat het geen vrees meer gevoelt of ophoudt jegens een ander schepsel onverschillig te zijn. Niet eens echte gezelligheid merkt men bij deze laag georganiseerde wezens op: Schildpadden ziet men bij honderden te zamen zwemmen, Krokodillen met hun twintigen of dertigen naast elkander in de zon liggen; elk van deze dieren denkt echter slechts aan zichzelf, zoolang de aandrift tot paring niet in het spel komt; eigenbelang is de eenige drijfveer van zijne handelingen; het bekommert zich niet om zijne buren; het geheele gezelschap treedt niet op als beschermer van een der leden.

Het dagelijksche, huiselijke en gemeenschappelijke leven der Reptiliën is buitengewoon eentonig. Onder de Schildpadden zijn die, welke op het land leven, over dag, de meeste Zoetwaterschildpadden echter bij voorkeur ’s nachts werkzaam; de Krokodillen jagen hoofdzakelijk in de duisternis, ofschoon zij ook over dag een gunstige gelegenheid om een buit te verkrijgen, niet laten voorbijgaan. Alleen de Hagedissen en een groot aantal Niet-vergiftige Slangen kunnen als dagdieren aangemerkt worden, terwijl de Gekko’s en bijna alle Vergiftige Slangen benevens een even groot aantal Niet-vergiftige Slangen na zonsondergang op roof uitgaan. Ook voor de Reptiliën geldt de regel, dat de waterbewoners niet zoo veel verschil maken tusschen dag en nacht als de dieren, die op het land verblijf houden, hoewel ook zij voor ’t meerendeel ’s nachts de meeste opgewektheid toonen.

Met uitzondering van de Landschildpadden, eenige Zoetwaterschildpadden en een Zeeschildpad moet men alle Reptiliën Roofdieren noemen; enkele kunnen zelfs met de vreeselijkste leden van dit gilde wedijveren. Zij ontleenen hun prooi aan nagenoeg alle klassen van het dierenrijk. De Krokodillen vallen alle Zoogdieren aan, die kleiner of niet grooter zijn dan Honden of Zwijnen, en verschoonen den mensch evenmin als de kleine Roofdieren, die aan den waterkant komen; zij maken echter hoofdzakelijk jacht op waterdieren en vooral op Visschen. Ook de Schildpadden vervolgen Visschen en bovendien kleine Zoogdieren, Vogels, andere Kruipende Dieren, Amphibiën, Koppootige Weekdieren, Slakken, Insecten, Schaaldieren, Wormen en Kwallen. De Hagedissen voeden zich met Zoogdieren, Vogels, leden van haar eigen orde, Amphibiën, Visschen, Gelede dieren en allerlei larven en Wormen. De Slangen zoeken haar buit voornamelijk onder de Gewervelde Dieren, hoewel geheele familiën van deze orde uitsluitend van Wormen en Gelede Dieren leven. Bijna alle verslinden hun buit in zijn geheel; weinige, vooral Schildpadden en Krokodillen, verdeelen hem vooraf in grove stukken, gelijk ook de planteneters dezer klasse doen. Voor het doorslikken wordt daarom niet zelden een aanmerkelijke krachtsinspanning vereischt. De meeste Kruipende Dieren drinken. Naarmate de temperatuur hooger wordt, neemt ook hun eetlust toe; gedurende het warme jaargetijde verzamelen zij als ’t ware voorraadstoffen voor het geheele overige jaar. In verhouding tot hun grootte vreten zij echter veel minder dan de Zoogdieren en de Vogels. Zij verzwelgen kolossale brokken te gelijk en blijven daarna, totdat de spijsvertering afgeloopen is, dagen lang in trage rust nagenoeg op dezelfde plaats liggen; desnoods kunnen zij maanden lang zonder voedsel leven. Als zij een overvloed van voedsel gebruiken, worden zij eenigszins gezet, enkele werkelijk vet; dit geschiedt echter in veel geringere mate dan bij de Zoogdieren en Vogels.

Bij de Schildpadden en Krokodillen schilfert de opperhuid op de zelfde wijze af als bij de Zoogdieren en Vogels; de overige Kruipende Dieren vervellen, d. w. z. het verhoornde gedeelte van de opperhuid geraakt bij lappen (of min of meer als een geheel) los en wordt afgestroopt; bij eenige geschiedt dit zoo volledig, dat het volk terecht van „slangenhemden” spreekt. Na het vervellen jagen zij bijzonder ijverig en zijn zeer vraatzuchtig, daar zij het door hen geleden verlies moeten aanvullen.

Читать дальше
Тёмная тема
Сбросить

Интервал:

Закладка:

Сделать

Похожие книги на «Het Leven der Dieren. Derde Deel, Hoofdstuk 1 tot 4, De Kruipende Dieren»

Представляем Вашему вниманию похожие книги на «Het Leven der Dieren. Derde Deel, Hoofdstuk 1 tot 4, De Kruipende Dieren» списком для выбора. Мы отобрали схожую по названию и смыслу литературу в надежде предоставить читателям больше вариантов отыскать новые, интересные, ещё непрочитанные произведения.


Отзывы о книге «Het Leven der Dieren. Derde Deel, Hoofdstuk 1 tot 4, De Kruipende Dieren»

Обсуждение, отзывы о книге «Het Leven der Dieren. Derde Deel, Hoofdstuk 1 tot 4, De Kruipende Dieren» и просто собственные мнения читателей. Оставьте ваши комментарии, напишите, что Вы думаете о произведении, его смысле или главных героях. Укажите что конкретно понравилось, а что нет, и почему Вы так считаете.

x