Alfred Brehm - Het Leven der Dieren. Derde Deel, Hoofdstuk 1 tot 4, De Kruipende Dieren

Здесь есть возможность читать онлайн «Alfred Brehm - Het Leven der Dieren. Derde Deel, Hoofdstuk 1 tot 4, De Kruipende Dieren» — ознакомительный отрывок электронной книги совершенно бесплатно, а после прочтения отрывка купить полную версию. В некоторых случаях можно слушать аудио, скачать через торрент в формате fb2 и присутствует краткое содержание. Жанр: Природа и животные, foreign_antique, foreign_prose, на нидерландском языке. Описание произведения, (предисловие) а так же отзывы посетителей доступны на портале библиотеки ЛибКат.

Het Leven der Dieren. Derde Deel, Hoofdstuk 1 tot 4, De Kruipende Dieren: краткое содержание, описание и аннотация

Предлагаем к чтению аннотацию, описание, краткое содержание или предисловие (зависит от того, что написал сам автор книги «Het Leven der Dieren. Derde Deel, Hoofdstuk 1 tot 4, De Kruipende Dieren»). Если вы не нашли необходимую информацию о книге — напишите в комментариях, мы постараемся отыскать её.

Het Leven der Dieren. Derde Deel, Hoofdstuk 1 tot 4, De Kruipende Dieren — читать онлайн ознакомительный отрывок

Ниже представлен текст книги, разбитый по страницам. Система сохранения места последней прочитанной страницы, позволяет с удобством читать онлайн бесплатно книгу «Het Leven der Dieren. Derde Deel, Hoofdstuk 1 tot 4, De Kruipende Dieren», без необходимости каждый раз заново искать на чём Вы остановились. Поставьте закладку, и сможете в любой момент перейти на страницу, на которой закончили чтение.

Тёмная тема
Сбросить

Интервал:

Закладка:

Сделать

Het gehoor van de Reptiliën is duidelijk lager ontwikkeld dan dat van de Zoogdieren en Vogels: de gehoorschelp ontbreekt en de bestanddeelen van het middenoor en het binnenoor zijn veel eenvoudiger dan bij de warmbloedige dieren. Dat de huid van de Reptiliën gevoelig is, blijkt uit hun voorliefde voor een ligplaats, waar zij aan de zonnestralen blootgesteld zijn; daarentegen toonen zij in andere gevallen een gevoelloosheid, die te recht verbazing wekt. De tastzin bereikt bij sommige een zeer hoogen trap van ontwikkeling. Het hiervoor dienende werktuig is vooral de tong, die, naarmate zij geschikter is voor ’t tasten, haar beteekenis als smaakzintuig meer en meer verliest. Ook de reukzin is bij de Reptiliën niet bijzonder scherp, althans niet tot waarnemingen op eenigen afstand in staat.

De meeste Kruipende Dieren ontstaan uit eieren, welke in de meeste opzichten op die der Vogels gelijken, doordat zij een grooten, vetrijken dooier en een meer of minder aanzienlijke laag eiwit bevatten, omgeven door een lederachtige, dikwijls rekbare schaal, waarop zich een zekere hoeveelheid kalk afzet. De ontwikkeling der eieren begint meestal reeds vóór het leggen, in den eileider der moeder; bij enkele wordt zij hier ook ten einde gebracht: het jong verlaat dan reeds in den eileider de eischaal en wordt dus levend geboren.

De Kruipende Dieren hebben hun bloeitijd achter den rug. Uit hetgeen thans van de dieren der voorwereld bekend is, blijkt, dat geheele orden van deze klasse uitgestorven zijn. Slechts vier orden – de Geschubde Reptiliën, de Krokodillen, de Schildpadden en de Brughagedissen – zijn tot in den tegenwoordigen tijd blijven bestaan. De versteende overblijfselen van vroeger levende leden dezer klasse, die tot in onzen tijd bewaard zijn gebleven, maken ons bekend met eene lange reeks van zeer verschillende, buitengewoon merkwaardige dieren, die door hun lichaamsbouw en hun uitwendig voorkomen gedeeltelijk aan de Zoogdieren, gedeeltelijk aan de Vogels, gedeeltelijk aan de Amphibiën en Visschen herinneren.

Toch bedraagt het aantal verschillende soorten van levende Kruipende dieren nog omstreeks 3500, waarbij ongeveer 1645 Hagedissen, 55 Kameleons, omstreeks 1575 Slangen, 23 Krokodillen, 201 Schildpadden en 1 Snavelhagedis; geen jaar gaat er voorbij, zonder dat, vooral aan de groepen der Hagedissen en Slangen, vormen worden toegevoegd, die tot dusver onbekend waren.

Verreweg de meeste Reptiliën bewonen de vlakten der keerkringsgewesten, want meer dan van alle overige klassen van Gewervelde Dieren, neemt van deze het aantal soorten af, naarmate men de polen nadert. Hetzelfde verschijnsel merkt men op bij het vergelijken van de verschillende hoogtegordels. Warmte is voor de Kruipende Dieren onmisbaar: zij zijn des te talrijker in een gewest vertegenwoordigd, naarmate het heeter is; hoe kouder het land, des te minder soorten van Reptiliën worden er gevonden. Zeer weinige overschrijden den poolcirkel. Behalve warmte verlangen vele soorten een vochtig klimaat. Afrika is betrekkelijk arm aan Kruipende Dieren; Zuid-Azië daarentegen en (in nog meerdere mate) Amerika vertoonen den grootsten rijkdom van vormen en waarschijnlijk ook het grootste aantal leden van dezelfde soort. Tusschen het sterk vertegenwoordigd zijn der klasse en de grootte van de individuen bestaat in zooverre verband, dat de grootste soorten de keerkringsgewesten bewonen, terwijl in de gematigde aardgordels bijna geen andere dan kleine soorten gevonden worden.

Alle soorten dezer klasse zijn in meerdere of mindere mate aan een zelfde terrein gebonden; bij geen enkel Kruipend Dier, de Zeeschildpadden misschien alleen uitgezonderd, kan van „trekken” sprake zijn in de beteekenis, die dit woord bij de Vogels heeft. Ofschoon de Schildpadden van het stroomgebied, waarover zij verbreid zijn, ook wel naar naburige wateren kunnen verhuizen, is toch een uitgestrekte, waterlooze landstreek tusschen het door haar bewoonde gebied en een anderen stroom voor haar onoverkomelijke hinderpaal. Hetzelfde geldt van de soorten, die op het droge leven: reeds door een smalle zeeëngte wordt haar verdere verbreiding tegengegaan. Toch komt het voor, dat Reptiliën van dezelfde soort in nagenoeg gelijken getale aangetroffen worden op terreinen, die door hindernissen van dezen of dergelijken aard vaneengescheiden zijn; in dit geval is men wel genoopt aan te nemen, dat de grenzen, die thans een scheiding teweegbrengen, in vroegere tijden niet bestonden. Tot op zekere hoogte bevordert de zee natuurlijk ook de verspreiding van deze dieren en stelt hen zelfs in staat tot reizen, die men met het „trekken” der Vogels kan vergelijken.

De verblijfplaatsen der Reptiliën zijn zeer verschillend; over ’t geheel genomen kan men ze echter landdieren noemen. Slechts eenige Schildpadden en Slangen bewonen voortdurend de zee; de overige leven op het land, bij voorkeur in vochtige gewesten. Van de vele in zoetwater voorkomende soorten, verlaten de meeste op bepaalde tijden het natte element om zonnewarmte en rust te zoeken op het droge; slechts weinige slapen in het water. Veelvuldiger nog dan in moerassen en rivieren ontmoet men de Reptiliën in bosschen. Hier leven zij op en onder den grond, tusschen struiken en wortels, op stammen, takken en twijgen van boomen. Enkele eindelijk vestigen zich in droge, zonnige of rotsachtige gewesten: vele Hagedissen en Slangen ontmoet men alleen in de steppe; onbegrijpelijk is het, hoe sommige op de dorre plekken van de woestijn, die zij tot woonplaats kozen, aan den kost kunnen komen.

De kloof, die de Kruipende Dieren van de Zoogdieren en Vogels scheidt, is zoo buitengewoon diep, dat men de handelingen van deze ternauwernood met die van gene vergelijken kan. In verband met de geringe ontwikkeling hunner hersenen en de onvolkomenheid van hun bloedsomloop leiden zij om zoo te zeggen maar een half leven. De Reptiliën kruipen, loopen, klauteren, springen en zwemmen; enkele soorten kunnen zelfs een weinig zweven, d. w. z., met behulp van een vlieghuid, die als een valscherm wordt gebruikt, over groote afstanden heenspringen; dit orgaan is echter niet in staat om hen omhoog te heffen, altijd bewegen zij zich in benedenwaartsche richting. De Kruipende Dieren verdienen hun naam, want zelfs hun gaan en loopen is eigenlijk niets anders dan kruipen. De meeste laten den buik over den grond sleepen; juist bij die, welke zich het vlugst bewegen, valt dit het duidelijkst in ’t oog. Het is niet waarschijnlijk, dat een van hen gedood zou kunnen worden door hem in ’t water te werpen. De geringe behoefte aan lucht voor de ademhaling maakt zelfs voor hen, die aanhoudend op het droge leven, een voortdurend verblijf in ’t water mogelijk. Zelfs de logge Landschildpadden, die als steenen naar den bodem zinken, kunnen hier geruimen tijd in het leven blijven.

Vele Reptiliën kunnen behendig klauteren. Sommige Hagedissen loopen even snel bij gladde boomen en rotsen omhoog, als andere zich op den bodem bewegen. Niet weinige Hagedissen bezitten hoogst doelmatige werktuigen om zich aan allerlei voorwerpen vast te hechten of er aan vast te kleven; vele hebben voor dit doel spitse, sikkelvormig gekromde klauwen, sommige schijfvormig verbreede, van onderen met bladvormige dwarslijsten uitgeruste teenen, waarmede zij zelfs even veilig als Vliegen langs den onderkant van horizontale takken of rotswanden kunnen loopen.

Alle Kruipende Dieren ademen langzaam en kunnen gedurende zeer langen tijd versche lucht ontberen; hun ademhaling geschiedt op een meer willekeurige wijze dan bij de warmbloedige dieren: zij pompen hunne groote longen vol lucht, wanneer zij hiertoe in de gelegenheid zijn en verbruiken dezen voorraad bij kleine hoeveelheden te gelijk. Een echte stem hebben de Krokodillen, de Gekko’s en eenige Hagedissen; alle overigen Reptiliën brengen geene andere dan blazende of sissende geluiden voort. Het hart zendt slechts een klein deel van het bloed naar de haarvaten van de longen, om daar van koolzuur gezuiverd en met zuurstof voorzien te worden; het zuurstofrijke bloed wordt op zeer verschillende wijzen vermengd met het koolzuurhoudende; een gevolg hiervan is, dat de temperatuur van ’t lichaam niet aanmerkelijk boven die van de omgeving verhoogd wordt. Hierbij komt nog, dat de werking van het ruggemerg in betrekkelijk hooge mate onafhankelijk is van die der hersenen; met de hieruit voortvloeiende ongevoeligheid staat een buitengewone taaiheid van ’t leven in verband. Een Ringslang bleef in een luchtledige ruimte nog meer dan 11 uren in leven. Schildpadden, dien men den kop had afgesneden, bewogen nog na 11 dagen de pooten. Bij Hagedissen groeit in plaats van den afgehouwen staart een nieuwe. Bij Reptiliën genezen wonden, die voor hoogere dieren stellig doodelijk zouden zijn.

Читать дальше
Тёмная тема
Сбросить

Интервал:

Закладка:

Сделать

Похожие книги на «Het Leven der Dieren. Derde Deel, Hoofdstuk 1 tot 4, De Kruipende Dieren»

Представляем Вашему вниманию похожие книги на «Het Leven der Dieren. Derde Deel, Hoofdstuk 1 tot 4, De Kruipende Dieren» списком для выбора. Мы отобрали схожую по названию и смыслу литературу в надежде предоставить читателям больше вариантов отыскать новые, интересные, ещё непрочитанные произведения.


Отзывы о книге «Het Leven der Dieren. Derde Deel, Hoofdstuk 1 tot 4, De Kruipende Dieren»

Обсуждение, отзывы о книге «Het Leven der Dieren. Derde Deel, Hoofdstuk 1 tot 4, De Kruipende Dieren» и просто собственные мнения читателей. Оставьте ваши комментарии, напишите, что Вы думаете о произведении, его смысле или главных героях. Укажите что конкретно понравилось, а что нет, и почему Вы так считаете.

x