Alfred Brehm - Het Leven der Dieren. Derde Deel, Hoofdstuk 1 tot 4, De Kruipende Dieren
Здесь есть возможность читать онлайн «Alfred Brehm - Het Leven der Dieren. Derde Deel, Hoofdstuk 1 tot 4, De Kruipende Dieren» — ознакомительный отрывок электронной книги совершенно бесплатно, а после прочтения отрывка купить полную версию. В некоторых случаях можно слушать аудио, скачать через торрент в формате fb2 и присутствует краткое содержание. Жанр: Природа и животные, foreign_antique, foreign_prose, на нидерландском языке. Описание произведения, (предисловие) а так же отзывы посетителей доступны на портале библиотеки ЛибКат.
- Название:Het Leven der Dieren. Derde Deel, Hoofdstuk 1 tot 4, De Kruipende Dieren
- Автор:
- Жанр:
- Год:неизвестен
- ISBN:нет данных
- Рейтинг книги:4 / 5. Голосов: 1
-
Избранное:Добавить в избранное
- Отзывы:
-
Ваша оценка:
- 80
- 1
- 2
- 3
- 4
- 5
Het Leven der Dieren. Derde Deel, Hoofdstuk 1 tot 4, De Kruipende Dieren: краткое содержание, описание и аннотация
Предлагаем к чтению аннотацию, описание, краткое содержание или предисловие (зависит от того, что написал сам автор книги «Het Leven der Dieren. Derde Deel, Hoofdstuk 1 tot 4, De Kruipende Dieren»). Если вы не нашли необходимую информацию о книге — напишите в комментариях, мы постараемся отыскать её.
Het Leven der Dieren. Derde Deel, Hoofdstuk 1 tot 4, De Kruipende Dieren — читать онлайн ознакомительный отрывок
Ниже представлен текст книги, разбитый по страницам. Система сохранения места последней прочитанной страницы, позволяет с удобством читать онлайн бесплатно книгу «Het Leven der Dieren. Derde Deel, Hoofdstuk 1 tot 4, De Kruipende Dieren», без необходимости каждый раз заново искать на чём Вы остановились. Поставьте закладку, и сможете в любой момент перейти на страницу, на которой закончили чтение.
Интервал:
Закладка:
Alle Echte Hagedissen zijn vlugge, wakkere, levendige, met fijne zintuigen begaafde en betrekkelijk schrandere dieren. Als zij zich niet in de zon koesteren, doorkruisen zij gaarne het door haar bewoonde gebied, kortom zij zijn steeds bezig. Duidelijk openbaren zij dan de veelzijdigheid van haar bewegingsvermogen. Alle kunnen uiterst vlug loopen, behendig klimmen en, zoo noodig, ook zonder merkbare inspanning zwemmen; de vaardigheid, welke zij bij ieder van deze verrichtingen toonen, is echter bij de eene soort en de andere zeer verschillend. Zoo lenig hare gewrichten zijn, zoo voortreffelijk ontwikkeld zijn hare zintuigen. De levendigheid van de oogen getuigt van een scherp gezicht; het vermogen om te hooren is zoo goed, dat reeds het geringste gedruisch haar aandacht trekt; een fijn gevoel blijkt uit haar voorkeur voor een warm plekje, een uitmuntend tastvermogen uit het voortdurend uitsteken en terugtrekken van de tong. Dit orgaan schijnt echter bovendien nog gevoelig voor smaakprikkels; alle Echte Hagedissen zonder uitzondering houden veel van zoete vruchtensappen, honig of suiker en onderscheiden deze lekkernijen zeer goed van ander voedsel; hierbij bewijst echter ook de reukzin goede diensten. Geëvenredigd aan de volkomenheid van hare zintuigen is ook de ontwikkeling van hare geestvermogens. Wat het verstand betreft, staan zij stellig bij geen ander lid van haar klasse ten achter; maar overtreffen ook in dit opzicht de meeste van hare verwanten.
De Hagedissen zijn flinke roovers. Zij maken ijverig jacht op Insecten, Regenwormen en Landslakken, overvallen soms kleine Gewervelde Dieren, plunderen nesten uit en verslinden o.a. ook eieren van andere Kruipende Dieren. Spinnen lusten zij gaarne; gretig verslinden zij Naakte Tuinslakken; minder begeerig zijn zij naar Regenwormen. Vlinders, Krekels, Sprinkhanen, Kevers en hunne larven schijnen haar lievelingskost te zijn. Zij maken echter wel degelijk verschil tusschen de eene soort en de andere, al gelijken beide zooveel op elkander, dat een ongeoefend mensch het onderscheid niet opmerkt. In den gevangen staat geraken de meeste soorten gewend aan rauw vleesch, mierenpoppen en ei, sommige ook aan vruchten; ook dan echter geven zij aan levende dieren de voorkeur boven ieder ander voedsel. Zij vatten haar slachtoffer plotseling aan, dikwijls na een grooten sprong, kneuzen het met de tanden en slikken het daarna langzaam door. Groote Insecten grijpen zij met den bek en bedwelmen hen door langdurig heen en weer schudden; soms laten zij haar prooi dan een oogenblik los, kijken er naar en vallen er op nieuw op aan. Naar Reptiliën-aard vervolgen, dooden en verslinden zij ook hare eigene jongen zonder mededoogen. Op warme, zonnige dagen drinken zij veel; dit geschiedt door de tong langzaam, maar vele malen achtereen in de vloeistof te doopen. Gretig en met blijkbaar genot slikken zij honig en suiker op en verorberen het sap van zoete vruchten, waaruit misschien valt af te leiden, dat zij in de vrije natuur vruchten niet geheel versmaden.
In de lente, kort na het verlaten van het winterverblijf, ontwaakt in haar de aandrift tot voortplanting; de mannetjes zijn dan buitengewoon strijdlustig; vol woede vervolgt het sterkere dier het zwakkere, heft den romp zoo hoog mogelijk op door het strekken der stijf gehouden pooten en doet met naar onderen gerichten kop een aanval op zijn tegenpartij; deze ziet den vijand een tijdlang aan, om vervolgens, zoodra hij zich overtuigd heeft van diens meerdere sterkte, zijn heil in de vlucht te zoeken. De aanvaller snelt den vluchteling met den grootst mogelijken spoed na en is soms zoo toornig, dat zelfs het wijfje, wanneer het hem in den weg komt, gevaar loopt gebeten te worden. Den vluchteling tracht hij bij den staart te pakken; een verminking van dit lichaamsdeel wordt bij de Hagedissen dikwijls opgemerkt. Ongeveer 4 weken na de eerste paring, gewoonlijk des nachts, legt het wijfje 6 à 12 eieren; deze hebben de grootte van boonen, zijn langwerpig rond en vuilwit van kleur. De wijze waarop de eieren verborgen worden, hangt van de plaatselijke omstandigheden af; dikwijls dient hiervoor een zonnig plekje in het zand of tusschen de steenen; soms worden de eieren in het mos gelegd of in de woningen van de groote zwarte Mieren, die het haar toevertrouwde pand niet aanraken. De jongen komen in het midden van den zomer uit de eischaal te voorschijn, zijn dadelijk even vlug van beweging als hunne ouders, vervellen nog in den herfst van het eerste levensjaar en zoeken daarna een schuilplaats op voor hun winterslaap.
De oude dieren vervellen in den loop van den zomer herhaaldelijk; dit geschiedt op onbepaalde tijden; hoe dikker, grooter en beter gevoed zij zijn, des te vaker heeft de vernieuwing van de opperhuid plaats.
Van Hagedissen in de kooi kan men veel genoegen smaken; ieder die zich met deze dieren bemoeit, wint reeds na weinige dagen, wel is waar niet hun genegenheid, maar toch hun vertrouwen. Aanvankelijk vluchten zij bij de komst van hun verzorger angstig naar den meest verborgen hoek van hun kooi; later steken zij nieuwsgierig het kopje buiten hun toevluchtsoord en kijken naar den verstoorder van hun rust; eindelijk gaan zij bij diens komst niet meer op den loop, laten toe, dat hij hen aanraakt en streelt, en nemen hem het hun voorgehouden voedsel behendig en netjes tusschen de vingers weg. Sommige exemplaren, die op gevorderden leeftijd gevangen zijn, worden trouwens nooit tam. Een vermakelijk schouwspel verschaft men zich door aan verscheidene Hagedissen slechts één enkelen, langen Worm te geven; zij trachten dan elkaar den buit te ontstelen, vatten dezen op verscheidene plaatsen te gelijk aan en scheuren hem heen en weer, totdat hij breekt, of de eene hem de andere uit den bek rukt.
Het typische geslacht der Halsbandhagedissen ( Lacerta ) heeft de volgende kenmerken: De meer of minder slanke romp is rolvormig of een weinig van boven naar onderen samengedrukt; de piramidevormige kop heeft loodrecht benedenwaarts gerichte zijvlakken; de hals is ongeveer zoo lang als de kop en niet zeer duidelijk begrensd; de staart is steeds langer dan de romp, slank kegelvorming, dikwijls zeer lang, dun en spits. De bekleeding bestaat op den kop en den buik uit schilden, overigens uit schubben, die op den romp ringsgewijs gerangschikt zijn, aan den staart kransen vormen, aan den hals zich door buitengewone grootte onderscheiden en tot een ringkraag vereenigd zijn. De vijf teenen zijn zeer verschillend van lengte en dragen sikkelvormige zijdelings samengedrukte klauwen, die aan de onderzijde een groeve vertoonen.
In het zuidwesten van Europa leeft de grootste soort, tevens een van de prachtigste leden der geheele orde: de Parelhagedis ( Lacerta ocellata ). Zij bereikt een lengte van 41 à 61 cM. De schubben zijn bij haar aanmerkelijk kleiner dan bij de overige leden van haar geslacht. De kop is van boven bruinachtig en met schilden bedekt; de zijden van den kop zijn groen; de rug is op donkeren grond zoo dicht bezaaid met groene of geelachtige, dooreengekronkelde lijnen, dat de lichte kleur dikwijls de overhand heeft; iedere zijde is bovendien met ongeveer 25 blauwe, zwart gezoomde vlekken geteekend, hieraan dankt deze soort haar naam; het onderlijf is effen licht geelachtig groen; alle overige lichaamsdeelen zijn meer of minder levendig groen of groengrijs. De jonge dieren verschillen van de oude door hun somber olijfbruine kleur en de talrijkheid van de witte of blauwachtige, zwart gezoomde oogvlekken.
De Parelhagedis bewoont het Iberische schiereiland, maar komt ook voor in het zuiden van Frankrijk en aan de noordwestkust van Afrika; haar verbreidingsgebied strekt zich noordwaarts even ver uit als dat van den olijfboom. In Zuid- en Middel-Spanje is zij overal gemeen.
Haar voedsel stemt nagenoeg overeen met dat der inheemsche Hagedissen; wegens haar aanzienlijke grootte maakt zij echter bij voorkeur jacht op grootere dieren, vooral op andere Hagedissen, jonge Slangen en Muizen; bovendien eet zij druiven, versche vijgen en andere zoete vruchten. „Als zij een buit bemerkt”, zegt Schinz, „blijven hare vurige blikken onafgebroken gericht op het slachtoffer, dat met groote snelheid besprongen, met de tanden gegrepen en vervolgens door het hevig schudden van den kop eenige malen heen en weer geslingerd wordt; daarna glijdt het gevangen en gekneusde dier langzaam door den slokdarm. Vervolgens lekt zij zich in hoogst genoegelijke stemming den bek af met de tong, gelijk een Kat doet na het drinken van melk”. Duges heeft haar ook Vogels en Kruipende Dieren, ja zelfs leden van haar eigen soort zien verslinden.
Читать дальшеИнтервал:
Закладка:
Похожие книги на «Het Leven der Dieren. Derde Deel, Hoofdstuk 1 tot 4, De Kruipende Dieren»
Представляем Вашему вниманию похожие книги на «Het Leven der Dieren. Derde Deel, Hoofdstuk 1 tot 4, De Kruipende Dieren» списком для выбора. Мы отобрали схожую по названию и смыслу литературу в надежде предоставить читателям больше вариантов отыскать новые, интересные, ещё непрочитанные произведения.
Обсуждение, отзывы о книге «Het Leven der Dieren. Derde Deel, Hoofdstuk 1 tot 4, De Kruipende Dieren» и просто собственные мнения читателей. Оставьте ваши комментарии, напишите, что Вы думаете о произведении, его смысле или главных героях. Укажите что конкретно понравилось, а что нет, и почему Вы так считаете.