Dat is inderdaad een probleem, bedacht Ender. Stel dat je merkt dat je stuurloos ronddobbert. Je kan je nergens tegen afzetten.
Even kwam de gedachte bij hem op om zich te laten dobberen zodat hij al proberend naar een oplossing kon zoeken. Maar hij zag de vruchteloze pogingen van de anderen om hun bewegingsrichting on der controle te krijgen en hij kon niets bedenken dat hij nog kon doen dat zij niet al deden.
Terwijl hij zich met een hand aan de vloer vasthield veugelde hij gedachteloos aan het speelgoedwapen dat vlak onder zijn schouder in de voorkant van zijn pak gestoken was. Toen herinnerde hij zich de handraketjes die de mariniers soms gebruikten als ze een vijandige post enterden. Hij trok het wapen uit zijn pak en bekeek het. In de slaapzaal had hij al alle knoppen ingedrukt maar daar deed het wapen helemaal niets. Misschien zou het hier in de strijdzaal wel werken. Er stond geen gebruiksaanwijzing op. De bedieningsknoppen hadden geen opschriften. Waar de trekker zat, was wel duidelijk — net als alle kinderen had hij bijkans al vanaf zijn zuigelingentijd speelgoedwapens gehad. Er zaten twee knoppen op waar hij met zijn duim makkelijk bij kon en nog een paar andere aan de onderkant van de loop, die zonder twee handen te gebruiken bijna onbereikbaar waren. Kennelijk waren de twee knoppen bij zijn duim bedoeld voor razendsnel gebruik.
Hij richtte het wapen op de vloer en haalde de trekker over. Hij voelde het wapen onmiddellijk warm worden; toen hij de trekker losliet koelde het meteen weer af. Er verscheen ook een klein licht-cirkeltje op de vloer op de plaats waarop hij had gericht.
Hij drukte de rode knop boven op het wapen in en haalde nog een keer de trekker over. Zelfde liedje.
Toen drukte hij de witte knop in. Dat veroorzaakte een heldere lichtflits die een groot gebied verlichtte, maar lang niet zo fel. Het wapen bleef volkomen koel als de witte knop werd ingedrukt.
De rode knop maakte er een laser van — maar Dap had gezegd dat het geen echte laser was — terwijl de witte knop er een lamp van maakte. Allebei niet erg bruikbaar om je mee te verplaatsen.
Dan hangt dus alles af van de manier waarop je je afzet, de koers die je kiest als je van start gaat. Dat betekent dat we het afzetten en terugkaatsen ontzettend goed onder de knie zullen moeten krijgen anders komen we op den duur allemaal hulpeloos midden in de ruimte te dobberen. Ender keek de zaal rond. Een paar van de jongens dreven inmiddels in de nabijheid van een wand en probeerden, door hevig met hun armen te zwaaien een houvast te krijgen. De meesten lachten omdat ze hulpeloos tegen elkaar op botsten en sommigen hielden elkaar bij de hand en draaiden in kringetjes rond. Er waren er maar een paar die zich net als Ender aan een van de wanden vasthielden en rustig toekeken.
Een daarvan, zag hij, was Alai. Hij was niet zo erg ver bij Ender vandaan bij een andere wand beland. In een plotselinge opwelling gaf Ender een afzet en zoefde snel op Alai af. Eenmaal los van de wand vroeg hij zich af wat hij moest zeggen. Alai was Bernards vriend. Wat had Ender hem nou te vertellen?
Maar ja, hij kon nu niet meer van koers veranderen. En dus keek hij recht voor zich uit en maakte ondertussen kleine bewegingen met handen en benen waarmee hij kon bepalen naar welke kant zijn gezicht gekeerd was onder het zweven. Te laat besefte hij dat hij iets te goed had gemikt. Hij zou niet naast Alai landen — hij zou bovenop hem landen.
‘Hier, grijp mijn hand!’riep Alai.
Ender stak zijn hand uit. Alai ving de schok van de botsing op en hielp Ender om een redelijk zachte landing tegen de wand te maken.
‘Prima zeg,’zei Ender. ‘Zulke dingen zouden we moeten oefenen.’
‘Dat dacht ik ook, maar ze liggen allemaal slap van het lachen,’zei Alai. ‘Wat gebeurt er als we daar samen terechtkomen? Dan zouden we elkaar in tegengestelde richting moeten kunnen wegduwen.’
‘Ja.’
‘Goed?’
Het was een erkenning van het feit dat het tussen hen misschien niet allemaal koek en ei was. Is het goed als we iets samen doen? Als antwoord greep Ender Alai bij zijn pols en zette zich schrap om af te zetten.
‘Klaar?’zei Alai. ‘Af!’
Aangezien ze zich niet met dezelfde kracht afzetten, begonnen ze om elkaar heen te draaien. Ender maakte een paar kleine bewegingen met zijn handen en veranderde de stand van zijn been. Ze begonnen langzamer te draaien. Hij deed het nog eens. Nu draaiden ze helemaal niet meer om elkaar heen, maar zweefden ze gelijkmatig voort.
‘Koppie koppie, Ender,’zei Alai. Dat was de hoogst mogelijke lof. ‘Zullen we ons nu maar afduwen, anders knallen we tegen dat zootje aan.’
‘Dan zien we mekaar weer in die hoek.’Ender wilde deze brug naar het vijandelijke kamp wel graag heel houden.
‘De laatste verzamelt scheten in een melkfles,’zei Alai.
Vervolgens begonnen ze langzaam maar gestadig net zo lang te manoeuvreren tot ze wijdbeens met het gezicht naar elkaar toe zaten en de handen en knieën van de één die van de ander raakten.
‘En nou gewoon douwen?’vroeg Alai.
‘Ik heb het ook nog nooit gedaan,’zei Ender.
Ze duwden zich af. Dat gaf hun meer vaart dan ze verwacht hadden. Ender botste tegen een groepje jongens aan en belandde op een heel andere wand dan hij had verwacht. Het duurde even voor hij zijn oriëntatie terug had en de hoek in het oog kreeg waar Alai en hij elkaar zouden treffen. Alai was er al naar onderweg. Ender pikte een koers uit met twee afzetten erin om de grootste kluiten jongens te vermijden.
Toen Ender in de hoek arriveerde, had Alai zijn armen door twee handvaten gestoken en deed hij net of hij sliep.
‘Jij hebt gewonnen.’
‘Ik wil je schetenverzameling zien,’zei Alai.
‘Die bewaar ik in jouw kastje. Heb je dat niet gemerkt?’
‘Ik dacht dat dat mijn sokken waren.’
‘We dragen geen sokken meer.’
‘O ja.’Dat deed hen eraan denken dat ze allebei ver van huis waren. Daardoor ging de lol van de zojuist verworven stuurmanskunst er een beetje af.
Ender haalde zijn wapen te voorschijn en liet zien wat hij over de twee duimknoppen had ontdekt.
‘Wat doet het als je het op een persoon richt?’vroeg Alai.
‘Weet ik niet.’
‘Kunnen we toch uitproberen.’
Ender schudde zijn hoofd. ‘Stel je voor dat we iemand verwonden.’
‘Ik bedoelde natuurlijk dat we elkaar in onze voet zouden schieten of zo. Ik ben Bernard niet, ik heb nooit voor de lol katten gemarteld.’
‘Oh.’
‘Kan vast niet erg gevaarlijk zijn, anders zouden ze deze wapens niet aan kinderen geven.’
‘We zijn nu soldaten.’
‘Schiet mij maar in m’n voet.’
‘Nee, schiet jij mij maar in de mijne.’
‘Dan schieten we gewoon in elkaars voet.’
Dat deden ze. Onmiddellijk voelde Ender de pijp van het pak verstijven en bij de knie- en enkelgewrichten onbeweeglijk worden.
‘Ben jij ook bevroren?’vroeg Alai.
‘Zo stijf als een plank.’
‘Kom op, dan gaan we een paar anderen bevriezen,’zei Alai. ‘Onze eerste oorlog. Wij tegen de anderen.’
Ze grinnikten. Toen zei Ender: ‘We kunnen beter Bernard erbij vragen.’
Alai trok verbaasd een wenkbrauw op. ‘Oh?’
‘En Shen.’
‘Die kleine spleetoog die zo met zijn reet wiebelt?’
Ender besliste dat Alai een geintje maakte. ‘Hoor es, we kunnen niet allemaal nikkers zijn.’
Alai grijnsde. ‘Als je dat tegen mijn grantata had gezegd had hij je vermoord.’
‘Voor het zover kwam had mijn betovergrootvader hem allang verkocht.’
‘Kom op, dan halen we Bernard en Shen en dan gaan we die kruiperdvrienden eens bevriezen.’
Twintig minuten later was iedereen in de zaal stijf bevroren op Ender, Bernard, Shen en Alai na. Het viertal zat luidkeels te joelen en te lachen tot Dap binnenkwam.
Читать дальше