Lona ging naar buiten. De deur sloot zich zachtjes achter haar.
De lift bracht haar snel naar de begane grond. De wind zwiepte door de smalle gang tussen de hoge gebouwen. Boven haar hoofd drong de kunstmatige nachtgloed de duisternis terug; gekleurde bollen bewogen zich in stilte heen en weer. Sneeuwvlokken dansten er tegen aan. Het plaveisel was warm. De gebouwen die haar omgaven waren helder verlicht. Naar de Arcade, zeiden Lona’s voeten haar. Naar de Arcade om een eindje te lopen in de helderheid en de warmte van deze avond van sneeuw.
Niemand herkende haar.
Gewoon een meisje dat vanavond alleen uitging. Muisgrijs haar dat om haar oren wapperde. Een dunne nek, afhangende schouders, een ontoereikend lichaam. Hoe oud? Zeventien. Zou veertien kunnen zijn. Niemand vroeg het. Een muisgrijs meisje.
Muisgrijs.
Dr. Teh Ping Lin, San Francisco, 1966:
‘Op de vastgestelde ovulatietijd, door hormonen geïnduceerd, werden vrouwelijke muizen van het zwarte agoeti C 3H/HeJ ras opgesloten met vruchtbare mannetjes van een albinoras, ofwel BALB/c, ofwel Cal A (oorspronkelijk A/Crgl/2). Negen tot twaalf uur na de verwachte paring, werden de ova uit de eileiders gespoeld, en bevruchte ova geïdentificeerd door de aanwezigheid van het tweede poollichaampje of door observatie van de pronuclei.’
Het was een inspannend experiment voor de dokter. Microinjectie was zelfs toen niets nieuws meer, maar het werk met cellen van zoogdieren vertoonde gebreken. De onderzoekers waren niet in staat geweest om de structurele of functionele zuiverheid van het hele ovum te behouden. Niemand had Lona Kelvin ooit op de hoogte gebracht dat:
‘De eitjes van zoogdieren zijn klaarblijkelijk moeilijker te injecteren dan andere cellen wegens de dikke zona pellucida en het vitellinemembraan, die beide zeer elastisch en resistent zijn tegen de penetratie van een microinstrument, vooral in het onbevruchte stadium.’
Groepen jongens stonden zoals gewoonlijk bij elkaar in de hal die toegang gaf tot de Arcade. Sommigen hadden een meisje bij zich. Lona keek schuw naar ze. De winter drong niet door tot in de hal; de meisjes hadden hun thermomantels uitgedaan en lieten zich trots bekijken. Die daar had haar tepels met lichtgevende stof behandeld en een ander had haar schedel geschoren om de fijne structuur van het been te laten zien. Daar, voluptueus in de laatste weken van haar zwangerschap, liep een roodharige gearmd met twee grote jonge mannen die gierend van de lach obsceniteiten naar elkaar brulden.
Lona sloeg haar gade, geprikkeld. Dikke buik, een omvangrijke last. Kan ze haar tenen zien? Haar borsten zijn opgezwollen. Doen ze pijn? Het kind was op de oude manier verwekt. Lona knipperde met haar ogen. Hijgen en stoten en een rilling tussen de dijen en er is een baby gemaakt. Eén baby. Misschien twee. Lona gooide haar smalle schouders naar achteren, vulde haar benauwde longen met lucht. Het gebaar deed haar borsten omhoog en naar voren komen en er verscheen kleur op haar hoekige wangen.
‘Ga je naar de Arcade? Ga met mij.’
‘Hee, lijster! Laten we zingen!’
‘Vriend nodig, vriendin?’
Flarden van zinnen. Brommende invitaties. Niet voor haar. Nooit voor haar.
Ik ben een moeder.
Ik ben de moeder.
‘Deze bevruchte eitjes werden vervolgens geplaatst in een medium bestaande uit drie delen verdunde Locke-oplossing, een deel 2,9 procent natriumcitraat dihydraat, en 25 mg runder-gamma globuline (BGG, Armour) per milliliter oplossing. Penicilline (100 eenh./ml) en streptomycine (50 (μg/ml) werden aan het medium toegevoegd. Viscositeit van het medium hij 22 °C was 1,1591 cp en zijn pH 7,2. De eitjes werden voor micromanipulatie en injectie gedeponeerd in een druppel runder-gamma-globuline-citraat-Locke-oplossing (GCL) welke bedekt was met minerale olie in een vaseline-omhulsel op een objektglaasje.’
Deze avond was er een kleine verrassing voor Lona. Een van de jongens die in de hal rondhingen benaderde haar. Was hij dronken? Zo hongerig naar seks dat ze aantrekkelijk voor hem was? Bewogen door medelijden voor het onaanzienlijke wijfje? Of wist hij wie ze was en wilde hij in haar roem delen? Dat was ’t minst waarschijnlijke van alles. Hij wist ’t niet, zou ’t niet willen weten. Roem was er helemaal niet.
Hij was geen schoonheid, maar ook niet weerzinwekkend lelijk. Van normale lengte; zwart haar dat recht naar voren was gekamd tot bijna op zijn wenkbrauwen; de wenkbrauwen zelf door een plastisch chirurg iets verlegd zodat ze een sceptische omgekeerde V beschreven; de ogen grijs, en glanzend van oppervlakkige kracht; weke huid, neus scherp, vooruitstekend. Ongeveer negentien jaar oud. Vuilgele huid met zichtbare strepen daaronder, zongevoelige patronen die op het midden van de dag in volle glorie zouden opblinken. Hij zag er hongerig uit. In zijn adem een mengsel van goedkope wijn, gekruid brood, een vleugje (opschepper!) gefiltreerde rum.
‘Hallo, liefje. We gaan samen. Ik ben Tom Pijper. De zoon van Tom Pijper. En jij?’
‘Alsjeblieft — nee,’ mompelde Lona. Ze probeerde weg te komen. Hij ging voor haar staan, uitademend.
‘Ben je al met iemand? Met iemand binnen afgesproken?’
‘Nee.’
‘Waarom dan niet met mij? Je zou ’t slechter kunnen treffen.’
‘Laat me met rust.’ Een zwak fluisteren.
Hij keek haar sluw aan. Kleine ogen die zich in de hare boorden. ‘Ruimteman,’ zei hij. ‘Net terug van andere werelden. We gaan aan een tafel zitten en ik vertel je er alles over. Moet een ruimteman niet afslaan.’
Er kwam een frons op Lona’s voorhoofd. Ruimteman? Andere werelden? Saturnus dansend binnen zijn ringen, groene zonnen achter de nacht, bleke creaturen met vele armen? Hij was geen ruimteman. Ruimte laat sporen achter in de ziel. Tom Pijper’s zoon was niet gebrandmerkt. Zelfs Lona kon dat zien. Zelfs Lona.
‘Dat ben je niet,’ zei ze.
‘Wel. Ik zal je een paar sterren noemen. Ophiuchus. Rigel. Aldebaran. Daar ben ik geweest. Kom, bloem. Kom mee met Tom.’
Hij loog. Hij gaf zichzelf meer glans om zijn aantrekkelijkheid te vergroten. Lona huiverde. Achter zijn brede schouder zag ze de lichten van de Arcade. Hij kwam dicht tegen haar aanleunen. Zijn hand ging naar beneden, vond haar heup, bewoog zich wellustig over haar platte bil, haar magere lendenen.
‘Wie weet?’ fluisterde hij hees. ‘De nacht kan ons alles brengen. Misschien geef ik je wel een baby. Ik wed dat je dat leuk vindt. Heb je ooit een baby gehad?’
Haar nagels haalden zijn wang open. Hij deinsde terug, verrast, bebloed, en een ogenblik lang gloeiden de streepvormige ornamenten onder zijn huid helder op, zelfs in het kunstlicht. Zijn ogen stonden wild. Lona draaide zich met een ruk om en ontweek hem, ging op in de menigte die zich door de hal drong.
Met haar ellebogen baande ze zich een weg tot in de Arcade.
Tom, Tom, pijper’s zoon, geeft je een baby als snel loon …
‘Driehonderdenéén pas bevruchte eitjes werden in een vaseline-omhulsel gehouden en elk kreeg een van de volgende experimentele behandelingen: (i) geen pipetpunctuur en geen injectie; (ii) een ovumpunctuur maar geen injectie; (iii) een injectie van 180 μ 3van de oplossing welke ongeveer 5 pg BGG bevatte; (iv) een injectie van 770 μ 3van een oplossing die 20 pg BGG bevatte; of (v) een injectie van 2730 μ 3van de oplossing die 68 pg BGG bevatte.’
De Arcade schitterde. Hier waren alle goedkope pleziertjes verzameld onder één glasachtig dak. Toen Lona de poort doorging, drukte ze haar duim tegen de klok teneinde haar aanwezigheid te registreren en een kaartje te kopen. Het kostte niet veel om binnen te komen. Maar ze had geld, ze had geld. Daar hadden ze wel voor gezorgd.
Ze plantte haar voeten stevig neer en keek omhoog, verdieping na verdieping, totdat haar ogen het dak zestig meter boven haar bereikten. Er viel sneeuw maar niet op het dak zelf; efficiënte windapparaten verhinderden dat de vlokken het koepelvormige dak raakten en ze vielen naar beneden waar de kleverige dood op het verwarmde plaveisel hen wachtte.
Читать дальше