Ганс Андерсен - Andersens Sproken en vertellingen
Здесь есть возможность читать онлайн «Ганс Андерсен - Andersens Sproken en vertellingen» — ознакомительный отрывок электронной книги совершенно бесплатно, а после прочтения отрывка купить полную версию. В некоторых случаях можно слушать аудио, скачать через торрент в формате fb2 и присутствует краткое содержание. Жанр: Сказка, literature_19, Европейская старинная литература, foreign_antique, foreign_prose, foreign_children, на нидерландском языке. Описание произведения, (предисловие) а так же отзывы посетителей доступны на портале библиотеки ЛибКат.
- Название:Andersens Sproken en vertellingen
- Автор:
- Жанр:
- Год:неизвестен
- ISBN:нет данных
- Рейтинг книги:3 / 5. Голосов: 1
-
Избранное:Добавить в избранное
- Отзывы:
-
Ваша оценка:
- 60
- 1
- 2
- 3
- 4
- 5
Andersens Sproken en vertellingen: краткое содержание, описание и аннотация
Предлагаем к чтению аннотацию, описание, краткое содержание или предисловие (зависит от того, что написал сам автор книги «Andersens Sproken en vertellingen»). Если вы не нашли необходимую информацию о книге — напишите в комментариях, мы постараемся отыскать её.
Andersens Sproken en vertellingen — читать онлайн ознакомительный отрывок
Ниже представлен текст книги, разбитый по страницам. Система сохранения места последней прочитанной страницы, позволяет с удобством читать онлайн бесплатно книгу «Andersens Sproken en vertellingen», без необходимости каждый раз заново искать на чём Вы остановились. Поставьте закладку, и сможете в любой момент перейти на страницу, на которой закончили чтение.
Интервал:
Закладка:
«Maar dat kleine, blauwe bloempje bij het water, waar blijft dat?» riep de oude eik, «en het roode klokje en het madeliefje?»—Ja, de oude eik wilde ze alle om zich heen hebben.
«Wij zijn er! Wij zijn er!» zong en klonk het.
«Maar het mooie muskusplantje van den vorigen zomer,—en in het vorige jaar was hier toch een menigte meibloempjes!—de wilde-appelboom, die zoo mooi bloeide!—en al die pracht van het bosch, jaar in jaar uit!—leefde het nu maar, was het nu maar geboren, dan zou het er ook bij hebben kunnen zijn!»
«Wij zijn er bij! Wij zijn er!» zong en klonk het nog hooger; het was, alsof zij vooraangevlogen waren.
«O, dat is al te schoon, ongelooflijk schoon!» jubelde de oude eik. «Ik heb ze allemaal! Klein en groot! Niet een is er vergeten! Hoe is toch al die gelukzaligheid denkbaar! Hoe is zij mogelijk!»
«In den hemel van den eeuwigen God is zij mogelijk en denkbaar!» klonk het door de lucht.
De oude boom, die aldoor voortgroeide, gevoelde het, hoe zijn wortel zich uit den grond losrukte.
«Dat gaat goed zoo, dat is het allerbeste!» zei de boom; «nu houden mij geen banden meer terug! Ik kan nu opvliegen naar het allerhoogste licht en den allerhoogsten glans! En al mijn lieven zijn bij mij! Kleinen en grooten! Allen!»
Dat was de droom van den ouden eik; en terwijl hij zoo droomde, bruiste er een geweldige storm over land en zee heen,—op het heilige Kerstfeest. De zee stuwde haar golven tegen de kust aan; het kraakte in den boom,—hij werd met den wortel op den grond geworpen juist op het oogenblik, waarop hij droomde, dat zijn wortelen zich van de aarde losrukten.—Hij viel. Zijn driehonderd vijf-en-zestig jaren waren nu als één dag van het haft.
Op den morgen van den eersten Kerstdag, toen de zon opging, was de storm gaan liggen. Van alle kerktorens klonk feestelijk klokgelui, en uit iederen schoorsteen, zelfs uit den kleinste der nederigste hut, steeg de rook in blauwe wolken omhoog, evenals van het altaar de rook van het dankoffer bij het feest der Druïden. De zee kwam allengs tot bedaren, en aan boord van een groot schip, dat gedurende den nacht met het stormachtige weder gekampt en dit gelukkig doorgestaan had, werden nu alle vlaggen, als teeken der Kerstvreugde, geheschen.
«De boom is weg, de oude eik, ons baken op de kust!» spraken de zeelieden. «Hij is in dezen stormachtigen nacht gevallen! Wie zal hem kunnen vervangen?—Niemand vermag dit!»
Zulk een lijkrede, kort maar welgemeend, kreeg de boom, die op het sneeuwdek aan den oever der zee uitgestrekt lag; en over hem heen klonken de psalmtonen van het schip af, een lied van de Kerstvreugde en van de uiting der menschelijke gedachten bij het aanschouwen van de bestiering van den Albarmhartige:
«Zingt luid ten hemel, laat klinken uw tonen!
Het is vervuld: uw vorst zal ’t loonen!
Juicht vroolijk over Gods genâ,
Halleluja, Halleluja!»
zoo klonk het oude gezang, en iedereen aan boord van het schip gevoelde zich op zijn wijze opgeheven door het lied en het gebed, evenals de oude eik zich opgeheven gevoelde in zijn laatsten, schoonsten droom in den Kerstnacht.
Zij deugde niet
De burgemeester stond voor zijn open raam; hij was in zijn overhemd met manchetten en droeg een keurige doekspeld; hij was zeer glad geschoren, hetgeen hij zelf gedaan had, en toch had hij zich een klein sneetje toegebracht, maar daarop kleefde een stukje krant.

«Hoor eens, kleine!» riep hij.
En deze kleine was geen ander dan de zoon der arme waschvrouw, die juist het huis voorbijliep en zijn pet eerbiedig afnam; de klep daarvan was in het midden gebroken; de pet was er geheel op ingericht om in elkaar gerold en in den zak gestoken te worden. In zijn armoedige, maar zindelijke kleeren, met zware klompen aan de voeten, stond de knaap daar eerbiedig, alsof hij tegenover den koning zelf stond.
«Je bent een beste jongen,» zei de burgemeester. «Je bent een beleefde knaap. Je moeder is zeker in de rivier aan het wasschen; daar moet je stellig heen brengen, wat je in den zak hebt zitten. Wat zit er in?»
«Een half pintje,» zei de knaap op een fluisterenden toon.
«En van morgen heeft zij evenveel gekregen,» vervolgde de burgemeester.
«Neen, dat was gisteren!» antwoordde de knaap.
«Twee halve maken één heel!—Zij deugt niet! Het is treurig met zulk soort van menschen!—Zeg tegen je moeder, dat zij zich moest schamen! En word jij maar geen dronkaard; maar dat zal je wel worden! Arm kind! Ga maar heen!»
En de knaap ging verder; zijn pet bleef hij in de hand houden, en de wind speelde met zijn blonde lokken. Hij sloeg den hoek der straat om en kwam in het straatje, dat naar de rivier liep, waar zijn moeder druk met wasschen bezig was. Het water stroomde sterk, want de sluizen van den molen waren opengezet; het beddelaken dreef met den stroom mee. De waschvrouw had werk om het vast te houden.
«Het had niet veel gescheeld, of ik was zelf met den stroom meegesleept!» zeide zij. «Het is goed, dat je komt, want ik heb wel een hartsterking noodig! Zes uren sta ik hier al. Heb je wat voor mij?»
De knaap haalde de flesch te voorschijn, en zijn moeder zette haar aan den mond en nam er een fermen slok uit.
«Dat doet goed! Dat verwarmt! Dat is even goed als warm eten, en niet zoo duur! Drink ook eens, beste jongen! Je ziet er geducht bleek uit; je hebt het zeker koud in je dunne kleeren! Het is dan ook herfst. Foei! wat is het water koud! Als ik maar niet ziek word! Maar dat zal ik wel niet! Geef mij nog een slok en drink ook eens, maar slechts een klein slokje, want je moogt er niet aan wennen, mijn arme, goede jongen!»
En zij ging naar haar zoontje toe, terwijl het water haar uit de kleeren droop.
«Ik sta mij hier af te beulen; maar ik doe het graag, als ik je er maar eerlijk en rechtschapen doorheen breng, mijn beste jongen!»
Op dit oogenblik kwam er een oude vrouw aan, die er zeer armoedig uitzag; zij was aan haar eene been lam en droeg een lange, valsche lok over haar eene blinde oog: het oog moest door die lok bedekt worden, maar zij deed eigenlijk het gebrek nog meer uitkomen. Het was een vriendin van de waschvrouw; «de lamme Martha met de lok,» noemden de buren haar.
«Wat ben je daar weer in dat koude water aan het wasschen! Je hebt waarlijk wel noodig, dat je je een weinig verwarmt, en toch maken de booze tongen heel wat ophef van de slokjes, die je drinkt!»—En nu duurde het maar weinige oogenblikken, of al de woorden van den burgemeester waren aan de waschvrouw overgebracht; want Martha had alles gehoord, en zij had er zich over geërgerd, dat hij op zulk een wijze tegen het kind over diens eigen moeder en over de weinige droppeltjes sprak, die zij gebruikte, en wel omdat het juist op een dag gebeurde, waarop de burgemeester een groot gastmaal gaf, waarbij de wijn bij stroomen vloeide. «Fijne wijnen en koppige wijnen!» voegde zij er bij. «Maar dat noemt men geen drinken! Zij deugen wel, maar jij deugt niet!»
Конец ознакомительного фрагмента.
Текст предоставлен ООО «ЛитРес».
Прочитайте эту книгу целиком, купив полную легальную версию на ЛитРес.
Безопасно оплатить книгу можно банковской картой Visa, MasterCard, Maestro, со счета мобильного телефона, с платежного терминала, в салоне МТС или Связной, через PayPal, WebMoney, Яндекс.Деньги, QIWI Кошелек, бонусными картами или другим удобным Вам способом.
Интервал:
Закладка:
Похожие книги на «Andersens Sproken en vertellingen»
Представляем Вашему вниманию похожие книги на «Andersens Sproken en vertellingen» списком для выбора. Мы отобрали схожую по названию и смыслу литературу в надежде предоставить читателям больше вариантов отыскать новые, интересные, ещё непрочитанные произведения.
Обсуждение, отзывы о книге «Andersens Sproken en vertellingen» и просто собственные мнения читателей. Оставьте ваши комментарии, напишите, что Вы думаете о произведении, его смысле или главных героях. Укажите что конкретно понравилось, а что нет, и почему Вы так считаете.