Bijtend op mijn onderlip bracht ik mijn benen buiten het bed. Met kromgetrokken tenen stapte ik strompelend over het koude zeil en liet de wasbak vol water lopen. Ik keek in de spiegel en merkte dat ik in een vreemde pyjama stak. Foei, wat een kleur. Ik had nooit geweten dat Dick er ‘s nachts zo’n vreemde smaak op na hield. Ik grijnsde tegen mijn eigen spiegelbeeld.
Na een paar onderdompelingen en een langdurige onderwerping aan de koude straal uit de kraan, verdwenen de pijnscheuten uit mijn hoofd en kwamen mijn hersenen langzaam weer op gang.
Tijdens het scheren piekerde ik over de gebeurtenissen van de vorige avond. Ik dacht aan die plotselinge, ijzigkoude tochtstroom in mijn nek en het verschijnen van Truus in de deuropening. Ik was zo geschrokken dat ik haar de eerste ogenblikken niet eens had herkend. Zo vreemd was haar verschijning dat ik mij er later nog eens terdege van had overtuigd of ze het wel was. Waarom had ik dat gedaan? Er was geen twijfel mogelijk. Het kon toch alleen maar Truus zijn. Er was geen andere vrouw in huis. Was ik misschien in de war gebracht door haar woorden? Zachtjes en met een vreemde intonatie had ze gefluisterd Iemand heeft mij geroepen .
Het was nauwelijks hoorbaar geweest en ik vermoedde dat het Dick was ontgaan. Maar mijn zintuigen waren op dat moment bijzonder gespannen. Ondanks en misschien wel juist door die vreemde intonatie, die kleine nuance in de uitspraak, had ieder woord mij duidelijk bereikt.
Met een half ingezeept gezicht ging ik op de rand van mijn bed zitten en dacht na.
Wie had haar dan geroepen?
Voor zover ik mij herinnerde, had niemand haar naam genoemd.
Dick en ik hadden gesproken over Martha Carrier die in 1692 als heks werd veroordeeld en gehangen…Ja…op dat moment, of was het misschien even daarna, voelde ik die ijzige wind, keek om en zag een slanke jonge vrouw, die prevelde Iemand heeft mij geroepen . Peinzend staarde ik voor mij uit. Een merkwaardige opeenvolging van gebeurtenissen. Toeval?
Zuchtend stond ik op en zeepte mijn gezicht opnieuw in.
Toen ik beneden kwam, zag ik tot mijn grote verbazing dat Truus bezig was toebereidselen te treffen voor het ontbijt. Van Dick was geen spoor te bekennen.
“Goedemorgen,” zei ze opgewekt.
Ik knipperde met mijn ogen. “Je…je bent niet in bed? Dick heeft gisteravond laat nog een dokter voor je laten komen.”
“Ja,” zei ze, “ik heb vanmorgen de medicijnen op mijn nachtkastje gevonden.”
“Weet je dan niet,” vroeg ik verbaasd, “dat de dokter is geweest?”
“Nee.”
Ze liep van mij weg naar de keuken.
Ik staarde haar na met open mond. Het leek alsof er niets was gebeurd, of de gebeurtenissen van de vorige avond niet hadden plaatsgevonden. Er was niets aan haar te merken. Het scheen dat alles aan haar was voorbijgegaan, zonder in haar herinnering sporen achter te laten.
Even later kwam ze terug met broodjes en andere ingrediënten voor het ontbijt. “Zullen we vast?” zei ze. “Op Dick hoeven we niet te wachten. Hij ligt nog in bed. Ik vond hem vanmorgen beneden in de kamer. Hij was in een fauteuil in slaap gevallen.”
“Ja,” zei ik, “hij zou blijven waken.”
Ze glimlachte, “Daar is dan niet veel van terechtgekomen.”
Het klonk als een licht verwijt.
“Het bleek ook niet nodig,” zei ik. “Achteraf.”
Om haar mond verscheen een zenuwachtig trekje. “Nee,” zei ze, “ik begrijp ook niet waarom jullie je ongerust hebben gemaakt.”
Ik legde een hand op haar schouder. “Begrijp je het echt niet, Truus?”
“Kom,” zei ze, “laten we gaan zitten.”
Ik schoof haar stoel bij en nam tegenover haar plaats. Plotseling vouwde ze haar handen, sloot de ogen en begon hardop te bidden.
“Onze Vader, die…”
Ik was volkomen verrast. Zolang ik bij hen thuis kwam, werd er noch voor, noch na de maaltijden gebeden.
“Uw Naam worde geheiligd…”
Van haar gezicht straalde ware devotie.
“Uw wil geschiede…”
De eeuwenoude woorden hadden voor mij een vertrouwde klank.
“Geef ons heden ons dagelijks brood…”
Zachtjes prevelde ik mee.
“ En verlos ons van de Boze… ”
Ik keek op. De nadruk waarmee ze deze woorden had uitgesproken, was mij niet ontgaan. Ik staarde haar nog steeds aan toen het ‘Amen’ al lang had geklonken. Zonder op mij te letten begon ze te eten.
Een tijdlang aten we zwijgend door. Ik was niet van plan om op haar gebed te reageren. De wijze waarop zij had gemeend mij aan mijn taak te moeten herinneren, beviel mij niet.
Na een poosje merkte ik dat ze zo nu en dan tersluiks naar mij keek. Toen ik thee inschonk en haar blik niet langer kon ontwijken, zei ze: “Ik ben zo onbescheiden geweest om die enveloppe met foto’s te bekijken. Ik vond ze vanmorgen op tafel. Hebben ze iets met de oude man te maken?”
“Ja,” zei ik, “het is de familie Kater, twintig jaar geleden.”
“Ik wist niet,” zei ze weifelend, “dat er ook nog een meisje was.”
Mijn hersenen werkten koortsachtig. Ik wist niet meer of het origineel ook in de enveloppe stak, of dat ik het kiekje voordat ik naar bed ging in mijn portefeuille had geborgen. Op de achterkant van het origineel stond de naam Martha Carrier en een plotselinge ingeving zei mij dat…Ik neem mijn portefeuille uit mijn binnenzak en keek. Het kiekje zat er in.
“Nee,” zei ik achteloos, “het meisje was voor mij ook een verrassing.”
Ik zag dat ze in gedachten was verzonken. “Truus,” zei ik, “kan je boven in jouw slaapkamer de gesprekken die hier beneden worden gevoerd volgen?”
Ze keek me verbaasd aan. “Als het stil is,” zei ze, “en er wordt niet te zacht gesproken.”
Ik knikte. “Heb je gisteren, nadat Dick je naar bed had gebracht, nog naar ons liggen luisteren?”
Ze schudde haar hoofd. “Nee,” zei ze, “niet dat ik mij herinner. Maar waarom?”
“Ik vroeg het mij af,” zei ik ontwijkend.
Zwijgend beëindigden we ons ontbijt. In mijn hoofd rijpte een fantastisch denkbeeld. Het leek absurd, onmogelijk, maar ik besloot het niet te laten varen.
Terwijl Truus de tafel afruimde, bladerde ik in het boek over de heksenprocessen. De strafvervolgingen tegen heksen hadden mij als rechercheur altijd bijzonder geïntrigeerd. Ik had mij nooit kunnen voorstellen hoe ambtenaren, feitelijk voorgangers van het gilde waartoe ik behoorde, bewijzen hadden kunnen vinden voor een waarheid die geen waarheid was. En toch was dat gebeurd. Ze hadden de ingediende aanklachten onderzocht en hun bevindingen in min of meer officiële rapporten vastgelegd. Wanneer ik die oude rapporten las, stond ik steeds weer perplex over hun lichtgelovigheid en het onzinnige van hun waarnemingen. Toch kon ik niet aannemen dat al die beambten van onderzoek en rechters van instructie, die aan de heksenprocessen hadden meegewerkt, onoprecht waren geweest. Onder hen waren toch beslist rechtschapen lieden, gerespecteerde burgers. Wat had hen dan gedreven?
Sinds ik met het probleem van de oude man was geconfronteerd en de nevenverschijnselen onderging, had ik steeds aan de heksenprocessen moeten denken. Ik hield ze voor ogen als een waarschuwing om vooral zakelijk en nuchter te blijven. Het ellendige was dat ik mij niet kon onttrekken aan de sfeer die mij steeds het gevoel gaf dat de oplossing niet langs de weg van de rede kon worden gevonden. Telkens werd ik gedwongen om eventuele relaties met een bovenzinnelijke wereld onder ogen te zien. Ik had die relaties, die verbindingen, graag ontkend. Maar steeds wanneer ik de zaak wilde vereenvoudigen en beperken tot de wereld van de realiteit, deden er zich omstandigheden voor die mij noopten opnieuw stelling te nemen en ook die bovennatuurlijke wereld in mijn overpeinzingen te betrekken.
Nadat Truus de tafel had afgeruimd, vertoonde zij zich niet meer in de kamer. Kennelijk vermeed ze een gesprek. Ik hoorde haar in de keuken en zo nu en dan zag ik haar buiten in de tuin. Na ongeveer een uurtje hoorde ik Dick de trap afkomen. Ik liep hem in de hal tegemoet en nam hem apart.
Читать дальше