De deur werd open gedaan door een slanke, niet onknappe man. De Cock schatte hem op achter in de veertig. Zijn gezicht was lichtgeel, tanig en had scherpe trekken. Diepzwart golvend haar grijsde aan de slapen. Met een rustige, bijna koele blik keek hij de mannen monsterend aan. Vragend gleden zijn wenkbrauwen omhoog.
De grijze speurder nam beleefd zijn hoedje af.
‘Mijn naam is De Cock,’ opende hij uiterst vriendelijk, ‘met ceeooceekaa.’ Hij bewoog zijdelings zijn hoofd. ‘En dat is mijn collega Vledder. Wij zijn beiden rechercheur van politie… verbonden aan het politiebureau aan de Warmoesstraat.’
‘Politie?’
De Cock knikte nadrukkelijk. Hij strekte de wijsvinger van zijn rechterhand naar de koperen naamplaat op de deur.
‘Wij hadden ons een onderhoud voorgesteld met Thérèse de la Fontaine.’
De man schudde zijn hoofd.
‘Dan moet ik u teleurstellen. Dat zal niet gaan. Thérèse is er niet.’
‘Wanneer komt ze terug?’
De man trok zijn schouders op.
‘Dat weet ik niet.’
De Cock glimlachte.
‘Ze woont toch hier?’
‘Zeker. Thérèse woont hier. Dit is haar huis. Maar vannacht heeft ze haar koffer gepakt en is weggegaan.’
‘Waarheen?’
De man spreidde zijn armen.
‘God zal het weten.’
Aan de brede borst van De Cock ontsnapte een diepe zucht. Met trage hoofdbewegingen sprak hij loom: ‘U hebt gelijk… God zal het weten .’ Met zijn hoedje nog in zijn hand gebaarde hij voor zich uit. ‘Zullen we het onderhoud binnen voortzetten?’
De man aarzelde.
‘Is dat zinvol… nu Thérèse er niet is?’
De Cock knikte nadrukkelijk.
‘Zeker… misschien kunt u ons helpen.’
De man stapte opzij en liet de rechercheurs binnen. Toen hij de deur achter hen had gesloten, ging hij de beide mannen voor door een brede, met roze marmer betegelde gang. Hun voetstappen klonken hol. Het geluid galmde in de ruimte.
Bijna aan het einde van de gang leidde de man hen naar een ruim, hoog vertrek met een grijs-wit hoogpolig tapijt en kolossale zitelementen in een carré. Aan het plafond hingen wulpse engeltjes.
De man wuifde uitnodigend naar de elementen.
‘Neemt u plaats.’
De beide rechercheurs stapten het carré binnen en lieten zich zakken. De sensatie van bijna tot de vloer verende kussens bezorgde De Cock een vreemd gevoel in zijn maag. Toen hij zich weer voldoende had hersteld, legde hij zijn hoedje op het tapijt en keek naar de man die tegenover hem had plaatsgenomen.
‘U weet inmiddels wie wij zijn,’ begon hij vriendelijk. ‘Wie bent u?’
De man strekte zijn rug.
‘Van Heusden… Matthias van Heusden.’
‘U woont hier?’
‘Ja.’
‘In welke relatie staat u tot Thérèse?’
‘Ik ben haar stiefvader.’
De Cock trok zijn neus iets op.
‘Stiefvader?’
Matthias van Heusden lachte vrijuit.
‘Dat klinkt schrikwekkender dan het is.’ Hij schudde zijn hoofd. ‘Echt, stiefvaders hebben niet zo’n slechte reputatie. Ik bedoel, lang niet zo slecht als stiefmoeders.’
De Cock keek de man voor hem onderzoekend aan. Hij had, zo vond hij, innemende manieren en zijn stem had een aangename klank.
‘Ik neem aan dat u de moeder van Thérèse trouwde?’
Matthias van Heusden knikte.
‘Thérèse was toen een jaar of vijf. Als kind al een beeldschoon meisje.’
‘U bedoelt dat ze nog heel mooi is?’
‘Thérèse is tot een prachtige jonge vrouw uitgegroeid… een feeerieke, goddelijke verschijning… van een bijna onaardse schoonheid.’
De Cock beluisterde de toon.
‘Ze is fotomodel?’
Matthias van Heusden klakte met zijn tong.
‘En wat voor een fotomodel… een met een gouden toekomst.’
De Cock blikte om zich heen.
‘Woont uw echtgenote ook hier?’
Matthias van Heusden schudde zijn hoofd. Zijn gezicht versomberde. ‘Maria en ik,’ sprak hij triest, ‘zijn al een paar jaar uit elkaar. Er waren strubbelingen… te veel strubbelingen op den duur. Toen hebben we maar besloten uit elkaar te gaan.’
‘Thérèse koos voor u?’
‘Inderdaad… voor mij. Ik kon haar ook meer bieden dan haar moeder, die… eh, die na korte tijd weer terugviel op haar oude beroep.’
De Cock hield zijn hoofd iets schuin.
‘Oude beroep?’ herhaalde hij vragend.
Matthias van Heusden knikte traag.
‘Het… eh, het oudste beroep… als u begrijpt wat ik bedoel. Ze voorziet in haar onderhoud door prostitutie.’
‘In Amsterdam?’
‘Ja.’
De Cock zweeg even.
‘Herinnert u zich,’ sprak hij daarna voorzichtig, ‘dat hier enkele dagen geleden een jonge vrouw op bezoek is geweest?’
Matthias van Heusden kneep zijn ogen half dicht.
‘Een plomp, wat ordinair volkskind.’
De Cock tuitte zijn lippen.
‘Zo… eh, zo zou ik haar niet willen omschrijven,’ sprak hij hoofdschuddend. ‘Maar wij bedoelen beiden vermoedelijk wel dezelfde jonge vrouw.’
Matthias van Heusden knikte bedachtzaam.
‘Ja, die was hier. Heel kort. Ze heeft maar heel even met Thérèse gesproken.’
‘Waarover?’
Matthias van Heusden spreidde zijn beide handen.
‘Dat weet ik niet. Ik heb het onderhoud niet bijgewoond. De jonge vrouw gaf te kennen dat ze alleen met Thérèse wilde spreken… onder vier ogen.’
‘U liet haar binnen?’
‘Ja.’
‘En u begeleidde haar na het onderhoud ook weer tot aan de deur?’
‘Inderdaad.’
‘Hoe reageerde Thérèse na het gesprek?’
Matthias van Heusden trok zijn schouders op.
‘Gewoon… er is mij niets opgevallen. Thérèse is nogal gelijkmatig van humeur.’
‘Hebt u niet aan Thérèse gevraagd wat zo’n plomp ordinair volkskind kwam doen?’ vroeg De Cock met verbazing en ongeloof in zijn stem.
Voor het eerst tijdens het verhoor toonde Matthias van Heusden een lichte irritatie.
‘Thérèse,’ antwoordde hij scherp, ‘leidt haar eigen leven. Ik bevoogd haar niet.’
De Cock grijnsde.
‘Toch is ze gevlucht.’
‘Noemt u het een vlucht?’
De oude rechercheur reageerde verwonderd.
‘Wanneer een jonge vrouw… in het holst van de nacht… met een gepakt koffertje uit het huis sluipt… is dat geen vlucht?’
Matthias van Heusden sloot even zijn beide ogen.
‘Ik weet niet,’ verzuchtte hij, ‘wat haar bezielt.’
‘Heeft ze geen bericht achtergelaten?’
‘Nee, niets.’
‘Hebt u enig idee waar ze kan zijn?’
Matthias van Heusden schudde zijn hoofd.
‘Ik zei het u al… God zal het weten. Ik heb geen enkel vermoeden waar ze uithangt. Misschien is ze wel achter die Robbert aan.’
De Cock spitste zijn oren.
‘Welke Robbert?’ vroeg hij achteloos.
‘Robbert Achterberg… een nette jongeman, die ze enige tijd geleden tijdens haar werk leerde kennen en met wie ze wel eens uitging.’
‘Een verhouding?’
Matthias van Heusden maakte een afwerend gebaar.
‘O nee… zeker niet,’ riep hij verschrikt. ‘Een ongedwongen vriendschap tussen jonge mensen.’
‘U kent hem?’
‘Wie?’
‘Die Robbert?’
‘Uiteraard ken ik hem. Hij heeft hier zelfs een poosje gewoond. Ongeveer een week geleden is hij vrij plotseling vertrokken.’
De Cock boog zich iets naar voren. Zijn scherpe blik tastte de gelaatstrekken van de man af… lette op elke reactie… elke spiertrilling van de huid.
‘Robbert,’ sprak hij ijzig, ‘is dood.’
De mond van Matthias van Heusden gleed half open.
‘Dood?’ herhaalde hij.
‘Ja… vermoord.’
Een moment leek het alsof de man in onmacht zou vallen, maar hij herstelde zich snel.
‘Met een kogel?’
Читать дальше