De Cock tuitte zijn lippen.
‘Dan was,’sprak hij gelaten, ‘onze officier van justitie toch aardig mededeelzaam.’
Vledder maakte een grimas.
‘Bepaald vriendelijk was hij niet.’
De Cock trok een denkrimpel in zijn voorhoofd.
‘Had jij vanmiddag niet naar Westgaarde gemoeten voor de sectie op het lijk van Henriëtte Vermeer?’
Vledder schudde zijn hoofd.
‘Dokter Rusteloos zat mudvol.’
De jonge rechercheur glimlachte.
‘Onze patholoog-anatoom is niet zo jong meer. Over de zeventig. Hij houdt het nu op drie secties per dag. Meer deed hij er niet.’
‘Nog te veel.’
Vledder knikte.
‘De sectie op het lijk van Henriëtte Vermeer is verschoven naar morgenmiddag twee uur.’
De jonge rechercheur zweeg even en veranderde plotseling van onderwerp.
‘Goedbeschouwd,’opende hij nadenkend, ‘was Jacqueline Verpoorten maar een vreemd wezentje. In Drenthe was ze niet meer te handhaven. In Amsterdam duikt ze vrijwel onmiddellijk in de prostitutie. Karel van Montfoort noemt haar een nymfomane en met de gewelddadige Robert van Eijsden pleegt ze een aantal berovingen. Het is in feite niet eens zo verwonderlijk dat ze werd vermoord.’
Op het gezicht van De Cock kwam een smartelijke trek. ‘De moord op Jacqueline Verpoorten staat niet op zichzelf,’sprak hij somber. ‘Haar vreemde levensstijl heeft daar volgens mij niet zoveel mee te maken. Haar dood is gekoppeld aan de dood van Henriëtte Vermeer. De vraag die mij vannacht uit de slaap hield, was: hoe? Hoe vonden beiden de interesse, de haat van dezelfde moordenaar?’
De oude rechercheur stond van zijn stoel op en slenterde naar de kapstok.
Vledder kwam hem na.
‘Waar ga je heen?’
De Cock schoof zijn hoedje over zijn grijze haren.
‘Naar de Haarlemmer Houttuinen. Herinner je je nog… het licht op de trap bekijken.’
Ze slenterden vanuit de Warmoesstraat naar de houten steiger achter het politiebureau. Voor het portier van de oude Golf bleef De Cock staan en keek om zich heen. Daarna wendde hij zich tot Vledder.
‘Zullen we te voet gaan? Het is redelijk weer en zo ver is het niet.’
De jonge rechercheur knikte instemmend.
‘Oké.’
Ze liepen vanaf de steiger langs het beursgebouw, staken het Damrak over en vervolgden hun weg over het brede trottoir in de richting van het Centraal Station. Het was er druk. De vele eetgelegenheden waren goed bezet. Om hen heen babbelden mensen met louter vreemde keelklanken.
De Cock blikte opzij.
‘Hoor jij hier nog bekende Hollandse geluiden met een harde kaa of een zachte gee?’
Vledder grinnikte.
‘Amsterdam… daar moet je niet te gering over denken… is een kosmopolitische stad geworden.’
De Cock bromde en mopperde door.
‘Als ik tegenwoordig over het Damrak wandel, heb ik soms het idee dat ik ben geëmigreerd naar een ver vreemd land. Dit is voor mij dan geen Amsterdam meer, geen Nederland.’
Vledder lachte om zijn betoog.
‘We gaan hier direct linksaf. Dat is… luister goed… de Ha-ring- pak-kers-steeg… ben je weer thuis… Haringpakkerssteeg… Hollandser kan het niet.’
De Cock liet het onderwerp rusten.
Vanaf de Nieuwendijk liepen ze over de brug naar de stille zijde van de Singel en sloften vandaar via de Droogbak naar de Haarlemmer Houttuinen. Het was er stil. De rumoerige drukte van de binnenstad leek ver weg. Alleen rammelde over de spoordijk een elektrische trein richting Sloterdijk.
De buitendeur van perceel Haarlemmer Houttuinen 1019 stond op een kier. De Cock drukte hem verder open.
De oude rechercheur keek naar Vledder.
‘Ik ga naar de tweede etage. Jij blijft op de trap naar de eerste etage halverwege staan. Dan kom ik naar beneden.’
De oude rechercheur zweeg even.
‘Uiteraard,’ging hij verder, ‘kom ik niet zo stormachtig naar beneden als de moordenaar of moordenares van Henriëtte Vermeer. Ik heb geen zin om met mijn oude botten van de trap te storten.’
‘En verder?’
‘Dan vertel jij vanaf de plek waar je staat wat je ziet bij het heersende licht.’
Vledder knikte.
‘Oké.’
De Cock keek hem licht verwijtend aan.
‘Ik heb een hekel aan dat “oké”. Zeg ja of nee, maar geen oké.’De oude rechercheur draaide zich om en hees zijn negentig kilo trekkend aan een vette trapleuning omhoog. De houten treden kraakten onder zijn voeten. Op het portaal van de tweede etage bleef hij even staan en liet zich daarna voorzichtig naar beneden zakken.
Toen Vledder hem in het vizier kreeg, sprak hij met een spotlachje: ‘Wat zie ik, wat zie ik. Ik zie een wat corpulente oude man in een verkreukelde beige regenjas en een vreemd hoedje op zijn grijze haardos, die moeizaam een trap af sukkelt.’
De Cock bleef op de trap tegenover Vledder staan en keek hem verbolgen aan.
‘Ik ben niet corpulent,’snauwde hij. ‘Hoogstens een beetje volslank. Mijn regenjas is niet beige, maar lichtbruin en mijn hoedje is een ordentelijk hoofddeksel. Daar is niets vreemd mee.’
De boosheid van De Cock deed Vledder plezier. Hij bleef lachen.
‘Wat wil je?’sprak hij verontschuldigend. ‘Ik moest van jou zeggen wat ik zag.’
De Cock zuchtte diep.
‘We doen het andersom. Jij komt met jouw jeugdige snelheid naar beneden denderen en ik blijf hier op de trap staan kijken hoe dat eruitziet.’
Vledder knikte.
‘Het heeft naar mijn mening weinig zin. Ik vind de verlichting hier op de trap ruim voldoende voor een behoorlijke waarneming.’
De Cock wuifde zijn bezwaren weg.
‘We doen het toch even.’
Vledder ging naar boven en kwam even later razendsnel de trap af rennen. Onder aan de trap bleef hij hijgend staan en keek omhoog.
‘En?’
De Cock liet zich zakken.
‘Het was heel goed.’
Hij trok een bedenkelijk gezicht.
‘Het is natuurlijk niet helemaal eerlijk wat we doen. Wij zijn voorbereid op wat wij te zien krijgen. Wij worden door de gebeurtenissen niet overrompeld, niet verrast.’
Vledder bromde.
‘Toch blijf ik erbij dat er op de trap voldoende licht is voor een scherpe waarneming… scherper dan hetgeen Everdine de Bruijn ons voorschotelde.’
De Cock reageerde niet. Hij strekte zijn rechterhand met de handpalm naar boven uit richting Vledder.
‘De sleutel. Ik wil boven nog even in de woning van Henriëtte Vermeer kijken. Misschien hebben wij gisteravond iets over het hoofd gezien.’
Vledder schudde zijn hoofd.
‘Ik heb geen sleutel. De sleutel van de woning van Henriëtte heb ik op het bureau laten liggen.’
Zonder iets te zeggen, draaide De Cock zich om en besteeg opnieuw de trap naar de tweede etage.
Vledder volgde.
Op het portaal haalde hij uit een steekzak van zijn regenjas het apparaatje dat hij eens, lang geleden, van zijn vriend en ex-in- breker Handige Henkie had gekregen toen die bij zichzelf ernstig besloot om voortaan het smalle pad van de deugd te bewandelen. Het was een koperen houdertje waarin opgetast een keur van stalen sleutelbaarden.
De oude rechercheur koos met kennersblik de juiste sleutel- baard en binnen luttele seconden had hij de deur van het slot. Hij drukte de deur verder open en stapte naar binnen.
Vledder kwam hem na. In de woonkamer deden ze het licht aan en staarden enige tijd naar de plek waar het dode lichaam van Henriëtte Vermeer had gelegen.
De Cock trok een diepe denkrimpel in zijn voorhoofd.
‘Wat mij zo verbaast, is het feit dat zowel Jacqueline Verpoorten als Henriëtte Vermeer bijna willoos slachtoffer zijn geworden. Ze hebben allebei hun moordenaar of moordenares zonder bezwaren binnen laten komen en hebben bij zijn of haar daad geen enkel verzet gepleegd. Althans… er is nergens een spoor van een vechtpartij of een worsteling.’
Читать дальше