‘Nog anderen?’
Geertruida schudde haar hoofd.
‘Dat waren ze wel.’
‘Drie?’
‘Ja.’
‘Waren ze wel eens alle vier tegelijk bij elkaar… in een soort reünie?’
Geertruida maakte een hulpeloos gebaar.
‘Alle vier? Samen? Ik kan mij niet herinneren dat ik dat ooit heb meegemaakt.’
De Cock keek haar glimlachend aan.
‘Ik… eh, ik,’sprak hij verontschuldigend, ‘ben bij uw binnenkomst maar direct begonnen met het stellen van akelige vragen. Ik heb niet eerst beleefd geïnformeerd wat de reden was van uw komst.’
Geertruida zwaaide heftig. Haar gezicht kleurde rood.
‘Een vent. Een vent als een heer verkleed.’
De Cock lachte.
‘Wat voor een verklede vent?’
‘Een man die vanmiddag als een idioot op de deur van Jacqueline stond te bonzen. Op het lawaai af ging ik naar boven. Ik zei tegen dat stukkie verdriet: Wat ben je hier in godsnaam aan het doen? Toen vroeg hij: waar is die stinkhoer? Ik zei: Voor die stinkhoer moet je voortaan op de hemelpoort kloppen.’
‘En toen?’vroeg De Cock lachend.
Geertruida schudde haar hoofd.
‘Die stommerik begreep het niet. Ik heb hem toen rechtstreeks gevraagd wat hij van Jacqueline wilde.’
‘En?’
‘Schadevergoeding en smartengeld.’
De Cock keek haar verwonderd aan.
‘Schadevergoeding en smartengeld?’herhaalde hij ongelovig.
Geertruida knikte.
‘Jacqueline kwam wel eens als… eh, hoe noemde u dat ook alweer?’
‘Callgirl.’
‘Juist, als callgirl bij zijn oom. En veertien dagen geleden klopte Jacqueline bij zijn oom aan. Hij deed open, waarna oom onmiddellijk werd overmeesterd door een man die achter Jacqueline naar binnenkwam. Die man heeft zijn oom geslagen en beroofd.’
De Cock knikte begrijpend.
‘Hij eiste namens zijn oom schadevergoeding… anders ging hij naar de politie.’
Geertruida keek naar De Cock op.
‘Dat heb je goed begrepen.’
‘Op sommige dagen ben ik helder van geest,’sprak De Cock grinnikend.
Geertruida pakte haar tasje.
‘Ik zei tegen die vent: geeft mij maar even je naam en adres, dan ik stuur haar wel naar je toe om een en ander te regelen.’
Ze deed haar tasje open, nam daaruit een visitekaartje en gaf dit aan De Cock.
De oude rechercheur las hardop.
‘Rudolf Achterbroek, Tweede Weteringplantsoen 1018.’
De mond van Vledder zakte langzaam open.
‘Achterbroek… Achterbroek?’stamelde hij geschokt. ‘Dat is toch de officier van justitie die Jacqueline Verpoorten inzake de beroving van Klaas van het Veer zo humaan in vrijheid stelde?’
De Cock kwam bij haar afscheid achter zijn bureau vandaan en begeleidde Geertruida de Groot lief en galant tot aan de deur van de grote recherchekamer. Hij boog zich iets naar haar toe.
‘Heb je achteraf aan die bonzende Rudolf Achterbroek gezegd dat Jacqueline niet meer in leven is… dat ze op een afschuwelijke manier werd vermoord?’
Geertruida schudde haar hoofd.
‘Ik heb hem in de waan gelaten dat ik zou zorgen dat Jacqueline hem kwam bezoeken om de schadevergoeding en de hoogte van het smartengeld te regelen.’
Ze gniffelde.
‘Vind je mij niet handig?’
De Cock gromde bewonderend.
‘Fantastisch.’
Geertruida keek naar hem op.
‘Stom van zo’n vent om zijn visitekaartje aan mij af te geven. Zijn officieren van justitie niet zo snugger?’
De Cock hield de deur voor haar open en lachte.
‘Laat ik je daarop maar geen antwoord geven.’
De oude rechercheur wuifde toen ze naar de trap liep. Daarna slofte hij terug naar Vledder.
Zijn jonge collega keek hem vragend aan.
‘Wat doen met het verhaal van Geertruida de Groot? We kunnen moeilijk een officier van justitie benaderen voor een poging tot oplichting.’
De Cock lachte vrolijk.
‘Als het moet.’Hij schudde zijn hoofd. ‘Maar ik geloof niet dat hij de officier van justitie is die Jacqueline Verpoorten in vrijheid stelde. De Rudolf Achterbroek die op de deur van Jacqueline stond te bonzen sprak over een beroving die veertien dagen geleden zou hebben plaatsgevonden. De beroving die de invrijheidstelling van Jacqueline Verpoorten opleverde, wera ongeveer een week geleden gepleegd. De bonzende Rudolf Achterbroek is volgens mij niet onze officier van justitie, maar iemand met toevallig dezelfde familienaam.’
‘Weet je dat zeker?’
‘Beslist.’
Vledder trok een bedenkelijk gezicht.
‘Zullen we het toch niet even verifiëren?’
De Cock gebaarde naar de telefoon.
‘Wat let je? Bel meester Achterbroek op. Vertel hem het verhaal van Geertruida de Groot. Als officier van justitie zal hij geïnteresseerd zijn. Uiteindelijk zal hij de voortvluchtige Robert van Eijsden toch een keer voor de rechter moet brengen.’
‘En Jacqueline?’
De Cock keek Vledder verwijtend aan.
‘Hebben ze jou dat destijds op de politieschool niet geleerd?’vroeg hij grijnzend. ‘In ons land vervalt strafvervolging bij de dood van de verdachte. En dat is al jaren zo. Ik heb nog nooit een dode voor de rechter zien verschij…’
Vledder onderbrak hem afwerend.
‘Dat behoef je mij niet te vertellen,’reageerde hij snibbig. ‘Ik weet ook wel dat tegen haar geen strafvervolging meer kan worden ingesteld. Ik bedoel, zal ik meester Achterbroek de dood van Jacqueline Verpoorten melden?’
De Cock reageerde onverschillig.
‘Doe maar. Dan kan hij als officier van justitie bij het opstellen van zijn requisitoir [8] Aanklacht met eis tot strafoplegging.
vast rekening houden met haar dood.’
Vledder grinnikte.
‘Daar heeft hij nog wel even de tijd mee. Ik denk niet dat Robert van Eijsden het zal wagen om op korte termijn binnen het gezichtsveld van de Nederlandse politie te komen. Ik schat dat hij ergens in Frankrijk is ondergedoken.’
De Cock knikte.
‘Ik krijg overigens het idee dat het duo Robert van Eijsden en Jacqueline Verpoorten meer berovingen op hun kerfstok hebben dan wij vermoeden.’
‘Zal ik hem dat ook zeggen?’
‘Meester Achterbroek?’
‘Ja.’
De Cock knikte opnieuw.
‘Het lijkt mij een redelijke conclusie.’
De oude rechercheur kwam overeind.
‘Terwijl jij hem belt, ga ik even naar de kantine beneden voor een kroket. Ik heb vanmiddag nog niets gegeten.’
Toen De Cock na ongeveer twintig minuten in de grote recherchekamer terugkwam, zat Vledder achter het glanzende scherm van zijn computer. De jonge rechercheur staarde wat nors voor zich uit.
De oude rechercheur ging tegenover hem zitten.
‘En,’riep hij vrolijk, ‘wat zei onze meester Achterbroek over jouw openbaringen?’
Vledder trok een grijns.
‘Hij was niet erg hoffelijk. Ik kreeg het idee dat hij de smoor in had dat ik hem belde.’
De Cock keek op zijn horloge.
‘Het is buiten kantoortijd, dan willen de heren niet graag meer worden gestoord.’
Vledder gromde.
‘De vroege dood van Jacqueline Verpoorten interesseerde hem blijkbaar voor geen draad. Op die mededeling reageerde hij in het geheel niet.’
De Cock trok zijn schouders op.
‘Vreemd. Nog geen week geleden haastte hij zich om haar vrij te laten.’
Vledder gebaarde.
‘De Rudolf Achterbroek van het Tweede Weteringplantsoen,’zo vertelde hij, ‘was zijn volle neef. Een zoon van zijn oudste broer. Neef Rudolf heeft in het verleden voor nogal wat moeilijkheden gezorgd. Hij werd als het zwarte schaap van de familie beschouwd. Van beroving en mishandeling in de familiekring was meester Achterbroek noch formeel, noch informeel iets bekend. Maar hij achtte het niet onmogelijk dat een of andere oudoom wel eens een callgirl liet aanrukken om hem te plezieren.’
Читать дальше