Josephus Alberdingk Thijm - Karolingsche Verhalen

Здесь есть возможность читать онлайн «Josephus Alberdingk Thijm - Karolingsche Verhalen» — ознакомительный отрывок электронной книги совершенно бесплатно, а после прочтения отрывка купить полную версию. В некоторых случаях можно слушать аудио, скачать через торрент в формате fb2 и присутствует краткое содержание. Жанр: foreign_antique, foreign_prose, на нидерландском языке. Описание произведения, (предисловие) а так же отзывы посетителей доступны на портале библиотеки ЛибКат.

Karolingsche Verhalen: краткое содержание, описание и аннотация

Предлагаем к чтению аннотацию, описание, краткое содержание или предисловие (зависит от того, что написал сам автор книги «Karolingsche Verhalen»). Если вы не нашли необходимую информацию о книге — напишите в комментариях, мы постараемся отыскать её.

Karolingsche Verhalen — читать онлайн ознакомительный отрывок

Ниже представлен текст книги, разбитый по страницам. Система сохранения места последней прочитанной страницы, позволяет с удобством читать онлайн бесплатно книгу «Karolingsche Verhalen», без необходимости каждый раз заново искать на чём Вы остановились. Поставьте закладку, и сможете в любой момент перейти на страницу, на которой закончили чтение.

Тёмная тема
Сбросить

Интервал:

Закладка:

Сделать

Daarna andwoordde de Koning: "Bij mijn geloof, gij spreekt waarheid! Zoû ik naar recht met hem leven, ik deed hem door éen mijner knechten wechsleepen en hangen bij de keel."

Toen werd het ernst voor Eggheric tot het uiterste, en bij zich-zelven dacht hij, naar 'et met hem geschapen stond: "Beter gevochten dan gehangen!" In het hof was er niemant, die ter zijner gunste spreken dorst. Dus werd het strijdgeding aanvaard.

Weinig tijds na de noen 6 6 Het 9e uur na zonsopgang. deed de Koning zijnen Baroenen aanzeggen, dat zij gewapend te velde moesten verschijnen. Het was zijn wil, dat de kamp zoû plaats hebben. Hij beval het strijdperk gereed te maken en bad God, dat hij den kamp beslissen zoû naar recht en rede. (En God verhoorde zijn gebed.)

De Koning sprak Elegast moed in, en zeide, "liep de strijd gelukkig af en behield hij het leven, dan zoude hij hem zijne zuster ter vrouwe schenken, die nu aan Eggheric, den belager des Konings, gehuwd was."

Men spande koorden op het veld, waar menig man gewapend post vatt'e, kort voor verspertijd. Elegast reed het eerst in 't strijdperk, om dat hij aanlegger was van den kamp. Hij steeg af; knielde in het gras ter nader, bad, en zeide: "God! bij uw goedertierenheid kom ik u heden vergiffenis smeeken voor al wat ik ter waereld jegens u misdreven heb. Maar al te wel ken ik mijne misdaden, Genadige God, die alles vermoogt! ai, wreekt op dezen dag mijne zonden niet aan mij! Bij uwe heilige vijf wonden, die gij ontvingt om onze ongerechtigheden, nemet mij heden in uwe hoede, zoodat ik niet sterve noch den kamp verlieze! Indien het mijn zonden niet zijn, die mij verslaan zullen – dan, voorwaar, meen ik wel behouden van hier te komen. Heilige God! van uwe barmhartigheid bid ik, dat ge mij sterkt. En gij, Maria, Lieve Vrouwe! met rechte trouw wil ik u dienen; nimmermeer word ik voortaan dief noch roover in wouden en wildernissen – mag ik het leven hier afbrengen!"

Toen hij zijn gebed had gedaan, zegende hij al zijne leden, en met zijne rechter hand zegende hij naar behooren zijn riddersrusting, en zegende zijn paard, dat vóór hem stond, en smeekte van Gods genade, 'dat het ros hem met eere dragen, en behouden uit den kamp te-rug-brengen mocht.'

Met die bede steeg hij in den zadel. (Nu zult gij hooren van een grooten strijd!)

Elegast hing het schild ter linker zijde; hij nam de speer in de hand. Ook Eggheric kwam, wel gewapend, met grooten strijdlust naar de kampplaats gereden. Zijn hart was in gramschap ontstoken. Hij maakte geen kruis noch sprak eenig Gebed tot God; hij gaf zijn paard heftig de sporen en reed op Elegast in; en Elegast met zulke kracht op hém, dat hij Eggheric door den lederen kolder heenstak, zoo dat hij neêrviel op het veld, van het ros ter aarde. Eggheric sprong op en greep naar het zwaard, dat hij uit de scheede trok, en riep: "Nu zal ik u beide dooden, U, Elegast, en uw paard; tenzij gij aanstonds afstijgt op den grond – zoo mag uw ros het leven behouden: het is zoo sterk en zoo groot – 't ware jammer, zoo ik het neervelde: menig zoû 't beklagen! Kunt gij er dan al zélf het leven niet afbrengen, zoo redt gij voor 't minst uw paard."

– "Waart ge niet te voet," riep Elegast driftig, "ik zoû dezen strijd kort maken. Ik wil u te voet niet verslaan, ik wil eer aan u behalen – al kwame er mij het ergste van. Stijg weder op: laat ons als Ridders vechten. Al zoude ik blijven in den kamp, ik heb liever, dat men mij prijze, dan dat ik van uw ongeval gebruik zoû maken om u te verslaan."

Koning Carel was het leed, dat Elegast zoo lange draalde, en zijn vijand spaarde. Eggheric ving zijn paard aanstonds op, toen Elegast had gesproken, en steeg in den zadel.

Toen begon daar een hevige kamp, die tot lang na vespertijd aanhield. Nooit zag iemant ergens op èenen dag zoo feilen strijd. Vreeselijk waren hun slagen. Hunne helmen brandden als vuur, van de vonken die er uit vlogen. Zij waren, beide, Hertogen, die daar den strijd streden, want zoo Elegast al de smaad overkwam, dat hem zijn land ontnomen werd, hij bleef toch even goed een Hertog.

Toen zeide de Koning van het Frankenrijk: "God! zoo waarlijk gij hier almachtig zijt, moget gij dezen kamp en dit lange gevecht ten einde brengen, naar recht, en naar rede!"

Elegast had een zwaard, dat, voor ieder die in nood was, zijn volle gewicht aan bewerkt rood goud zoû waard zijn geweest: de Koning had 'et hem geschonken.

Elegast heeft het opgeheven, en sloeg, door de Hulpe onzes Heeren, en de bede, die Koning Carel over Elegast deed, een zoo vreeslijken slag, dat hij Eggheric het grootste deel van den schedel kloofde, en hem dood uit den zadel deed storten.

Dit zag de Koning, en zeide: "Waarachtige God, Gij, die in den Hemel zijt! met recht mag ik u loven, die mij zoo menige gunst betoont. Wijs zijn zij, die u dienen. Gij kunt helpen en verzorgen die genade bij u zoeken."

Nu wil ik aan deze geschiedenis een einde maken.

Men sleepte Eggheric voort en hing hem – en alle verraders tevens: daar hielp noch losgeld, noch bede.

Elegast bleef in eere. Daar dankte hij God voor. De Koning gaf hem Eggherics vrouw. Al hun leven waren zij te zamen.

Zoo moge God al onze zaken vóór onze dood ten goede brengen!

DE VIER HEEMSKINDEREN.

AAN HENDRIK CONSCIENCE. (1851.)

HIER BEGINT DE HISTORIE VAN DE VROME VIER HAYMIJNSKINDEREN

HET EERSTE CAPITTEL

In de oude geschiedenissen vinden wij beschreven, alzoo gij zult hooren, hoe de Keizeren, en de Koningen en andere groote Heeren eene gewoonte hadden, dat zij eens des jaars Feest hielden met groote triumphe en vrolijkheid.

Deze zelfde gewoonte had de edele Koning van Vrankrijk, dat hij alle jaren met groote glorie feest placht te houden binnen de stad van Parijs. En daar wierden ontboden en genood alle de Edelste van de waereld, van Vrankrijk en van alle Koninkrijken; en elk wierd daar ontvangen na zijner waerde. Om nu te komen tot ons verhaal, zoo was Koning Carel houdende een zeer rijkelijk Hof, na ouder gewoonte, ter gedenkenisse, dat hij gekozen en gekroond was Koning van Vrankrijk; zoo dat er gekomen waren, tot zijner eere en waerdigheid, en om zijne glorie te vermeeren, de Edelste der uitgenomenste van het Keizerrijk – Geestelijk en Waereldlijk.

Daar waren: onze aardsche Vader – de Paus van Rome, de Patriarch van Jerusalem, de Cardinalen, Bisschoppen, Legaten en andere hooge Kerkvoogden, en 12 gekroonde Koningen, 22 Hertogen, 33 Graven, 1000 Ridders, 5000 Schildknapen en Jonkers, welgeboren, vroom 7 7 vroom – moedig. ter wapen in oorloge en tornooyen; daar waren vele schoone Vrouwen ende Jonkvrouwen, alle van Adelijken geslachte, die zeer kostelijk en sierlijk toegereed waren; en voords van anderen volke was daar eene menigte zonder getal: want deze Feest was des Dinsdaags na Pinxter, in het schoonste en geneuchlijkste van den jare.

En al wat men ter Feeste behoeven mocht, was daar overvloedig, meer dan men kon denken; daar ontbrak niet wat tot vermaak en verkwikking konde strekken. Elk was ter tafel gezeten na zijner waerde. Er tusschen twee Ridders zat een schoone Jonkvrouwe: zoodat er vreugde lag op aller aangezicht en blijdschap was aan den disch. En diende ter tafele menig Edelman, en diende zeer naerstig met groote hoffelijkheid: dat er niet ontbreken en zoude van spijze en drank.

Dus zat Koning Carel, Keizer van Rome, met zijner kroone, in zegepralende fierheid; bezijden hem zat zijne Vrouwe de Keizerinne, en in de zale zat tot een der tafelen Heere Haymijn, Grave van Ardennen, en Aymerijn van Nerboen; daar was ook Heer Huyge van Ardennen, een zusters zone van Haymijn, en was een schoon jonkman, met blonde haren, en zeer wel ter sprake. Deze Heer Huyge stond op van de tafel daar hij zat, en ging voor Koning Carels tafel, waar deze troonde, naast zijne Keizerinne, in groote luister en glorie.

Читать дальше
Тёмная тема
Сбросить

Интервал:

Закладка:

Сделать

Похожие книги на «Karolingsche Verhalen»

Представляем Вашему вниманию похожие книги на «Karolingsche Verhalen» списком для выбора. Мы отобрали схожую по названию и смыслу литературу в надежде предоставить читателям больше вариантов отыскать новые, интересные, ещё непрочитанные произведения.


Отзывы о книге «Karolingsche Verhalen»

Обсуждение, отзывы о книге «Karolingsche Verhalen» и просто собственные мнения читателей. Оставьте ваши комментарии, напишите, что Вы думаете о произведении, его смысле или главных героях. Укажите что конкретно понравилось, а что нет, и почему Вы так считаете.

x