Daniel Defoe - Het leven en de lotgevallen van Robinson Crusoe, t. 1
Здесь есть возможность читать онлайн «Daniel Defoe - Het leven en de lotgevallen van Robinson Crusoe, t. 1» — ознакомительный отрывок электронной книги совершенно бесплатно, а после прочтения отрывка купить полную версию. В некоторых случаях можно слушать аудио, скачать через торрент в формате fb2 и присутствует краткое содержание. Жанр: foreign_antique, foreign_prose, на нидерландском языке. Описание произведения, (предисловие) а так же отзывы посетителей доступны на портале библиотеки ЛибКат.
- Название:Het leven en de lotgevallen van Robinson Crusoe, t. 1
- Автор:
- Жанр:
- Год:неизвестен
- ISBN:нет данных
- Рейтинг книги:3 / 5. Голосов: 1
-
Избранное:Добавить в избранное
- Отзывы:
-
Ваша оценка:
- 60
- 1
- 2
- 3
- 4
- 5
Het leven en de lotgevallen van Robinson Crusoe, t. 1: краткое содержание, описание и аннотация
Предлагаем к чтению аннотацию, описание, краткое содержание или предисловие (зависит от того, что написал сам автор книги «Het leven en de lotgevallen van Robinson Crusoe, t. 1»). Если вы не нашли необходимую информацию о книге — напишите в комментариях, мы постараемся отыскать её.
Het leven en de lotgevallen van Robinson Crusoe, t. 1 — читать онлайн ознакомительный отрывок
Ниже представлен текст книги, разбитый по страницам. Система сохранения места последней прочитанной страницы, позволяет с удобством читать онлайн бесплатно книгу «Het leven en de lotgevallen van Robinson Crusoe, t. 1», без необходимости каждый раз заново искать на чём Вы остановились. Поставьте закладку, и сможете в любой момент перейти на страницу, на которой закончили чтение.
Интервал:
Закладка:
Weldra stak er een allervreesselijkste orkaan op, en thans zag ik op de gezigten der matrozen zelve schrik en neêrslagtigheid. De kapitein hield zich ijverig met de zorg voor zijn vaartuig bezig, maar ik hoorde hem binnen 's monds zeggen, terwijl hij digt langs mij heen, in de kajuit ging: "Heere, heb medelijden met ons! het is met ons gedaan! alles is verloren!" en dergelijke uitdrukkingen meer. In de eerste oogenblikken van verwarring, was ik als verplet op de kooi in mijne hut nedergevallen. Wat ik gevoelde, zou ik onmogelijk kunnen beschrijven. Het kostte mij moeite mijn vorig berouw te herdenken, en ik trachtte mij daartegen te verharden. Ik zeide tot mijzelven, dat de eerste bitterheid van den angst voorbij was, en dat deze onrust niets zou zijn in vergelijking van de eerste. Maar toen ik den kapitein zelf hoorde zeggen, dat wij allen in gevaar waren van te vergaan, gevoelde ik een ontzettenden angst. Ik vloog uit de kajuit, sloeg de oogen rondom mij en zag een allerverschrikkelijkst schouwspel. De golven gingen berghoog, en braken om de drie of vier minuten over ons schip. Waar ik de oogen wendde zag ik niets dan nood. Twee zwaar geladen schepen, digt bij ons, hadden hunne masten tot op het dek gekapt, en de matrozen riepen dat een ander vaartuig, dat op eene mijl ongeveer voor ons lag, aan het zinken was. Twee anderen, die van hunne ankers geslagen waren, waren in zee gedreven, ten speelbal van wind en golven, daar geen hunner een mast had opstaan. De ligtste vaartuigen hadden het minst te lijden, doch van deze sloegen eenigen los en kwamen digt langs ons heen, terwijl zij met de fok alleen bijgezet, voor den wind afliepen.
Tegen den avond verzochten de stuurman en de bootsman den kapitein, dat zij den fokkemast mogten kappen; waartoe hij weinig lust had; doch de bootsman beweerde, dat, zoo het niet gebeurde, het schip zinken moest. Toen het geschied was stond de groote mast zoo los, en gaf het schip zulke geweldige rukken, dat wij verpligt waren dien ook te kappen, en niets op het dek te laten.
Men kan zich ligt voorstellen in welken toestand ik was, terwijl dit alles voorviel; ik, pas op zee gekomen, en die zoo kort geleden zoo veel angst had uitgestaan. Doch, bijaldien ik na een zoo lang tijdverloop, de denkbeelden, die mij toen bezig hielden, mij nog kan te binnen brengen, dunkt mij, dat mijn vorig berouw en de verstoktheid, waarmede ik dit had laten varen, mij tienmaal meer kwelling veroorzaakten, dan het naderen van den dood; deze denkbeelden, gevoegd bij het woeden van den storm, bragten mij in een toestand, die niet door woorden kan beschreven worden. Doch het ergste was nog niet gekomen.
De storm bleef met zooveel woede aanhouden, dat de zeelieden zelf erkenden nimmer een heviger te hebben bijgewoond. Ons schip was goed, maar het was zwaar geladen, en het zonk zoo diep, dat de matrozen elk oogenblik riepen, dat het naar den bodem zou gaan. De storm was zoodanig, dat ik zag, wat men niet dikwijls ziet, den kapitein, den stuurman, den bootsman, en eenigen der verstandigsten van het volk, geknield hunne gebeden opzeggen en zich voorbereiden op een graf in den oceaan.
Midden in den nacht, en bij al onzen nood, riep een van het volk, die hierom naar omlaag was gezonden, dat wij een lek hadden; een ander zeide, dat er vier voet water in het ruim stond. Daarop werd iedereen aan de pompen geroepen. Bij dit woord ontzonk mij het hart, en ik viel achterover, van den rand der kooi, waarop ik zat, in de hut. De matrozen echter riepen mij en zeiden, dat schoon ik tot hiertoe tot niets nut was geweest, ik thans even zeer in staat was te pompen als een ander. Ik stond dadelijk op, strompelde naar de pomp en ging ijverig aan het werk. Terwijl dit gebeurde, zag de kapitein eenige ligte kolenschepen, die niet in staat zijnde den storm uit te rijden, hunne ankers hadden laten glippen en naar zee gingen, terwijl zij digt langs ons heen liepen. Hij gaf last een noodschot te doen. Ik, die niet wist wat dit beteekende, dacht dat het schip in tweeën scheurde, of iets dergelijks; kortom ik ontstelde zoo, dat ik in flaauwte viel. Iedereen had thans genoeg aan zijn eigen leven te denken, niemand zag naar mij om, of dacht er aan wat er van mij geworden was; een ander kwam mij aan de pomp vervangen en stiet mij met zijn voet ter zijde, denkende, dat ik dood was, en het duurde lang voor ik weder tot mij zelve kwam.
Wij werkten voort, maar het water klom. Het was blijkbaar, dat wij moesten zinken, en hoewel de storm een weinig bedaard was, was het niet mogelijk dat het schip drijvende kon blijven, totdat wij eene haven konden bereiken. De kapitein bleef derhalve noodseinen doen, en een klein schip, dat voor ons had gelegen, waagde het ons eene boot toe te zenden. Met het grootste gevaar naderde deze ons, maar het was ons onmogelijk er in te gaan, en voor de boot, bij ons op zijde te komen liggen; tot eindelijk het volk zoo hard roeide, dat zij met levensgevaar ons zoo nabij kwamen, dat wij een touw, met een boei er op gestoken, hun konden toewerpen; na veel moeite en gevaar maakten zij het vast, en wij haalden hen digt achter ons en gingen er allen in. Wij konden er niet aan denken het vaartuig, waarvan men ons te hulp was gekomen, te bereiken, en besloten dus de boot te laten drijven en zoo veel mogelijk haar naar den wal te roeijen, en onze kapitein beloofde, dat als de boot verbrijzelde, hij die aan hunnen kapitein zou betalen. Aldus kwamen wij deels roeijende, deels drijvende, bij Wintertonness aan wal.
Wij hadden geen kwartier ons schip verlaten of wij zagen het zinken. Toen de matrozen zeiden, dat het schip zinkende was, was de moed mij geheel ontzonken, en van het oogenblik af, dat ik meer in de boot gedragen dan geleid werd, bleef ik half dood, deels van schrik, deels van ontzetting, deels van vrees, voor hetgeen nog volgen zou.
Toen het volk aldus hard aan het roeijen was, om de boot strandwaarts te brengen, zagen wij, als eene golf onze sloep ophief, eene menigte volks langs het strand loopen, om ons te hulp te schieten, als wij digter bij zouden komen. Wij naderden echter slechts langzaam het strand, en bereikten het eerst voorbij de vuurtoren van Winterton, waar het strand westwaarts inloopt, en hierdoor een weinig het geweld van den wind breekt. Niet zonder veel moeite kwamen wij eindelijk behouden aan wal, en begaven ons te voet naar Yarmouth. Wij werden daar met veel menschlievendheid behandeld; zoowel door de overheid als door de kooplieden en reeders van schepen, die geld bijeen bragten, dat voor ons voldoende was, om naar Londen of terug naar Hull te gaan.
Was ik nu zoo verstandig geweest, naar Hull terug en vandaar naar huis te gaan, ik ware gelukkig geweest, en mijn vader zou, even als die in de gelijkenis van den verloren zoon, zelfs het gemeste kalf geslagt hebben; want na gehoord te hebben dat het schip, waarop ik gegaan was, op de reede van Yarmouth was verbrijzeld, duurde het lang, alvorens hij vernam dat ik niet verdronken was.
Doch mijn ongelukkig noodlot dreef mij met onweerstaanbaar geweld voort; en schoon in bezadigde oogenblikken mijne rede en mijn gezond oordeel mij aanrieden, naar het ouderlijk huis te gaan, kon ik er niet toe besluiten. Ik weet niet hoe ik dit noemen zal; ik wil ook niet beweren, dat eene geheime magt ons aandrijft ons in ons verderf te storten, al is het dat het bloot voor ons ligt en wij er met open oogen ons in begeven. Zeker kon niets dan eene allerkrachtigste magt mij op de betredene baan voortdrijven, in weerwil van de grondigste bewijzen, de blijkbaarste redenen daartegen, en de onloochenbare waarschuwingen, die ik bij mijne eerste onderneming had ondervonden.
Mijn vriend, de zoon van den kapitein, die mij vroeger geholpen had de vermaningen van mijn geweten te smoren, was thans schroomvalliger dan ik. Daar wij ieder aan het ander einde der stad onder dak gekomen waren, was ik reeds twee of drie dagen te Yarmouth, alvorens ik hem ontmoette. Met eene geheel andere stem dan vroeger, vroeg hij mij, op een treurigen toon, hoe ik voer. Hij zeide daarop aan zijn vader wie ik was, en dat dit mijne eerste reis was tot een proef, om naderhand buiten 's lands te gaan. Zijn vader keerde zich tot mij, en zeide op een ernstigen en treffenden toon: "Jongeling, gij moest nimmer weder naar zee gaan; gij behoort dit als een zigtbaar teeken te beschouwen, dat gij niet tot een zeeman bestemd zijt." – "Hoe zoo, mijnheer," zeide ik, "zult gij dan niet weder naar zee gaan?" – "Dat is iets anders," hernam hij, "het is mijn beroep, en dus mijn pligt; maar als dit een proefreisje van u was, hebt gij een voorsmaak van hetgeen de Hemel u bestemd heeft, als gij in uw voornemen volhardt. Misschien zijn al deze ongelukken ons om uwentwil overkomen, even als Jona het vergaan van het schip van Tarsis verwekte. Zeg mij, bid ik u, wie zijt gij, en waarom gingt gij op zee?" – Ik verhaalde hem het een en ander van mij, en toen ik geëindigd had, riep hij driftig: "Wat heb ik gedaan, dat zulk een rampzalige bij mij aan boord moest komen? Voor geen duizend pond zou ik weder een voet met u op hetzelfde schip willen zetten!" Deze uitbarsting was zekerlijk een gevolg van zijn geleden verlies, en meer dan hij zeggen mogt. Echter sprak hij vervolgens zeer bezadigd tot mij, en vermaande mij naar mijn vader terug te keeren en de Voorzienigheid niet te verzoeken, die zich zigtbaar tegen mijn voornemen verklaard had. "Wees verzekerd, jongeling," zeide hij, "dat, zoo gij niet terugkeert, gij overal teleurstellingen en tegenspoed zult ondervinden, en de voorspellingen uws vaders nopens u vervuld zullen worden." – Ik antwoordde hem weinig, en spoedig daarna scheidden wij; ik weet niet waar hij heengegaan is. Ik, die een weinig geld in den zak had, ging over land naar Londen, en zoowel onder weg als toen ik daar was, had ik een harden tweestrijd, welke levenswijze ik thans zou aanvangen, of ik naar mijns vaders huis of naar zee zou gaan.
Читать дальшеИнтервал:
Закладка:
Похожие книги на «Het leven en de lotgevallen van Robinson Crusoe, t. 1»
Представляем Вашему вниманию похожие книги на «Het leven en de lotgevallen van Robinson Crusoe, t. 1» списком для выбора. Мы отобрали схожую по названию и смыслу литературу в надежде предоставить читателям больше вариантов отыскать новые, интересные, ещё непрочитанные произведения.
Обсуждение, отзывы о книге «Het leven en de lotgevallen van Robinson Crusoe, t. 1» и просто собственные мнения читателей. Оставьте ваши комментарии, напишите, что Вы думаете о произведении, его смысле или главных героях. Укажите что конкретно понравилось, а что нет, и почему Вы так считаете.