Toen bracht de tweede hem een stuk brood, en hij ving haar weêr zooals de eerste, door haar even aan te raken; hij droeg haar toen in den zak weg en vermoordde haar later even als de eerste in de bloedkamer, omdat zij er binnen was gegaan.
Toen ging hij om de derde zuster nog te vangen en bracht haar ook naar buiten; maar de derde was verstandig en slim. Toen hij haar de sleutel en het ei gegeven had en was weggegaan, nam zij eerst het ei en sloot het weg, en toen ging zij in de verboden kamer. Ach, wat zag zij daar! Haar beide lieve zusters zag zij, gruwelijk vermoord in het bekken! Maar zij pakte flink aan, en begon de stukken bij een te zoeken, en legde ze weêr aan elkaar: hoofd, lijf, armen en beenen. En toen er geen stukje meer ontbrak, kwam er beweging in de leden en ze sloten zich aan elkaâr; en de beide meisjes openden de oogen en waren weêr levend. Zij verheugden zich en omhelsden en kusten elkaâr; maar de jongste nam de beide andere meê uit de kamer en verstopte ze. De man kwam terug en vroeg het ei en de sleutel op, en toen hij geen spoor van bloed er aan ontdekken kon, sprak hij: »je hebt de proef doorstaan, jij zult nu mijn bruid zijn.«
»Goed,« antwoordde zij; »maar je moet mij eerst beloven, dat je mijne ouders zelf een mand vol goud zult brengen, terwijl ik het bruiloftsfeest bezorg.« Toen ging zij in haar kamertje, waar zij de zusters verstopt had, en zei: »nu is het oogenblik gekomen, dat ik je redden kan, de booswicht zal je zelf meêdragen: maar als je thuis zijt, laat dan dadelijk hulp voor mij komen.« Zij zette haar toen beide in een mand en overdekte ze met goud, dat er niets van haar te zien was en toen riep zij den heksenmeester en sprak: »draag nu de mand naar huis, maar pas op, dat je niet blijft staan om te rusten; ik zie door het venstertje.«
De heksenmeester nam nu de mand op zijn rug en liep er meê voort, maar hij werd hem zoo zwaar, dat het zweet hem over het gezicht liep en hij dacht doodgedrukt te worden. Hij wilde wat rusten, maar dadelijk riep het uit de mand: »ik kijk door mijn venstertje en zie, dat je rust, ga dadelijk verder.« En zoo dikwijls hij stilstond werd er geroepen, en hij moest voort, en zoo bracht hij buiten adem de mand, met het goud en de beide meisjes, bij haar ouders in huis.
In huis bezorgde de bruid het bruiloftsfeest. Zij nam een grijnzend doodshoofd en zette het een hoofdtooisel op, en bracht het voor het zolderraam, daar liet zij het uitkijken. Toen noodigde zij de vrienden van den heksenmeester uit voor het feest, en daarna kroop zij in een vat met honing; zij sneed toen het veêren bed open en rolde zich er in, zoodat zij er uitzag als een allerwonderlijkste vogel en geen mensch haar kon herkennen. Zij ging toen het huis uit en ontmoette eenige van de bruiloftsgasten, die vroegen:
»Fitscher’s vogel, waar vandaan?«
»Van Fitse Fitscher’s huis van daan.«
»Wat doet dan wel zijn jonge bruid?«
»Zij is aan ’t vegen en poetsen gegaan
En kijkt nu uit het zolderraam.«
Daarna kwam zij den bruidegom tegen, die terugkeerde: hij vroeg ook.
Конец ознакомительного фрагмента.
Текст предоставлен ООО «ЛитРес».
Прочитайте эту книгу целиком, купив полную легальную версию на ЛитРес.
Безопасно оплатить книгу можно банковской картой Visa, MasterCard, Maestro, со счета мобильного телефона, с платежного терминала, в салоне МТС или Связной, через PayPal, WebMoney, Яндекс.Деньги, QIWI Кошелек, бонусными картами или другим удобным Вам способом.