“Mijn vrouwe?” zei de oude man, terwijl hij voorover boog. Hij hield iets groots in zijn handen. Ze keek naar beneden en besefte dat het een leer gebonden boek was.
“Ik ben het, Aberthol,” zei hij. “Uw oude leraar. Kunt u me horen?”
Gwen slikte en knikte langzaam. Ze opende haar ogen een beetje.
“Ik heb uren gewacht om u te zien,” zei hij.
Gwen knikte langzaam en was dankbaar voor zijn aanwezigheid.
Aberthol legde het grote boek op haar schoot en opende het. Ze voelde het gewicht, hoorde het gekraak van de zware pagina’s terwijl hij erdoorheen bladerde.
“Het is één van de weinige boeken die ik heb kunnen redden,” zei hij, “voor dat het Huis van Academici werd afgebrand. Het is de vierde van de MacGil annalen. U heeft het gelezen. Er staan verhalen in over overwinningen en nederlagen, natuurlijk—maar er zijn ook andere verhalen. Verhalen over gewonde leiders. Verwondingen aan het lichaam, en verwondingen aan de geest. Alle denkbare verwondingen, mijn vrouwe. En dit is wat ik u wilde vertellen: zelfs de beste mannen en vrouwen hebben ondenkbare martelingen doorstaan. U bent niet alleen. U bent slechts een spaak in het wiel der tijd. Er zijn talloze anderen die veel meer hebben doorstaan dan u—en velen van hen hebben het overleefd en zijn uitgegroeid tot geweldige leiders.
“Voel u niet beschaamd,” zei hij, terwijl hij haar pols vastpakte. “Dat is wat ik u wil vertellen. Voel u nooit beschaamd. U hoeft geen schaamte te voelen voor wat u heeft gedaan—alleen eer en moed. U bent de beste leider die de Ring ooit heeft gekend. En dit doet daar niets aan af.”
Gwen voelde een traan over haar wang rollen. Zijn woorden waren precies wat ze moest horen, en ze was hem zo dankbaar. Ze wist dat hij gelijk had.
Maar emotioneel gezien voelde ze het nog niet helemaal. Een deel van haar had het gevoel alsof ze voor eeuwig beschadigd was. Ze wist dat het niet zo was, maar zo voelde het.
Aberthol glimlachte, en haalde een kleiner boek tevoorschijn.
“Herinnert u zich deze?” vroeg hij, terwijl hij de rode, leer gebonden kaft open sloeg. “Het was uw favoriete boek toen u klein was. De legendes van onze vaders. Er is een specifiek verhaal dat ik u graag zou willen voorlezen.”
Gwen was geraakt door het gebaar, maar ze kon niet meer. Verdrietig schudde ze haar hoofd.
“Dank u,” zei ze schor, terwijl er nog een traan over haar wang liep. “Maar ik kan het nu niet horen.”
Hij keek teleurgesteld, en knikte toen begrijpend.
“Een andere keer,” zei ze moedeloos. “Ik moet alleen zijn. Als jullie me alstublieft even alleen zouden willen laten? Allemaal,” zei ze terwijl ze Steffen en Illepra aankeek.
Ze gingen staan, bogen hun hoofd en haastten zich toen uit de kamer.
Gwen voelde zich schuldig, maar ze kon het niet helpen: ze wilde zich oprollen en sterven. Ze luisterde naar hun voetstappen, hoorde hoe de deur zich achter hen sloot, en keek op om zich ervan te verzekeren dat de kamer leeg was.
Maar tot haar verassing zag ze dat dat niet het geval was: er stond een eenzame figuur bij de deur, recht, met een perfect postuur, zoals altijd. Ze liep langzaam en statig naar Gwen toe en stopte vlak bij haar bed. Uitdrukkingsloos staarde ze naar beneden.
Haar moeder.
Gwen was verrast om haar daar te zien staan, de voormalige Koningin, statig en trots als altijd, op haar neerkijkend met een koele blik. Er lag in haar ogen geen medeleven, zoals ze in de ogen van haar andere bezoekers had gezien.
“Waarom bent u hier?” vroeg Gwen.
“Ik wilde je zien.”
“Maar ik wil u niet zien,” zei Gwen. “Ik wil niemand zien.”
“Het kan me niet schelen wat je wil,” zei haar moeder koel. “Ik ben je moeder, en ik heb het recht om je te zien wanneer ik wil.”
Gwen voelde de oude woede jegens haar moeder weer opspelen; ze was de laatste persoon die ze nu wilde zien. Maar ze kende haar moeder en ze wist dat ze niet zou vertrekken voor ze haar zegje had gedaan.
“Spreek dan,” zei Gwendolyn. “Spreek en laat me dan met rust.”
Haar moeder zuchtte.
“Je wist het niet,” zei haar moeder. “Maar toen ik jong was, net zo oud als jij, ben ik op dezelfde manier aangevallen.”
Gwen staarde haar geschokt aan; ze had geen idee.
“Je vader wist ervan,” vervolgde haar moeder. “En het kon hem niet schelen. Hij trouwde toch met me. Toen voelde het alsof het het einde van de wereld was. Maar dat was het niet.”
Gwen sloot haar ogen. Ze voelde weer een traan over haar wang rollen en probeerde het onderwerp uit haar gedachten te bannen. Ze wilde haar moeders verhaal niet horen. Het was al te laat voor haar moeder om nu nog medeleven te tonen. Verwachtte ze nu echt dat ze hier zomaar binnen kon wandelen, na zolang zo hard te zijn geweest, en dat ze een verhaaltje kon vertellen en dat alles dan goed was?
“Bent u nu klaar?” vroeg Gwendolyn.
“Haar moeder deed een stap naar voren, “Nee, ik ben niet klaar,” zei ze vastberaden. “Je bent nu Koningin—het is tijd dat je je ook als een Koningin gedraagt,” zei haar moeder. Haar stem was hard als staal. Gwen hoorde een kracht in haar stem die ze nog niet eerder had gehoord. “Je hebt medelijden met jezelf. Maar er lijden elke dag vrouwen onder veel erge dingen dan jij. Wat er met jou is gebeurd is niets. Begrijp je me? Het is niets.”
Haar moeder zuchtte.
“Als je wil overleven en je thuis wil voelen in deze wereld, dan moet je sterk zijn. Sterker dan de mannen. Mannen zullen je krijgen, hoe dan ook. Het gaat niet om wat er met je gebeurd—het gaat erom hoe je het bekijkt. Hoe je erop reageert. Dat is waar je de controle over hebt. Je kunt je opkrullen en sterven. Of je kunt sterk zijn. Dat is wat de meisjes van de vrouwen onderscheid.”
Gwen wist dat haar moeder haar probeerde te helpen, maar ze haatte het gebrek aan compassie in haar benadering. En ze haatte het om een preek te krijgen.
“Ik haat u,” zei Gwendolyn tegen haar. “Dat heb ik altijd al gedaan.”
“Dat weet ik,” zei haar moeder. “En ik haat jou. Maar dat betekent niet dat we elkaar niet begrijpen. Ik wil je liefde niet—ik wil dat je sterk bent. Deze wereld wordt niet geregeerd door mensen die zwak en bang zijn—hij wordt geregeerd door degenen die hun hoofd schudden bij tegenspoed alsof het niets was. Je kunt instorten en sterven als je dat wil. Daar is tijd genoeg voor. Maar dat is saai. Wees sterk en leef. Leef echt. Wees een voorbeeld voor anderen. Want op een dag, en dat verzeker ik je, zal je toch sterven. En zolang je hart nog klopt, kun je net zo goed leven.”
“Laat me met rust!” schreeuwde Gwendolyn. Ze kon geen woord meer verdragen.
Haar moeder staarde haar koud aan. Eindelijk, na een eindeloze stilte, draaide ze zich om en wandelde als een pauw de kamer uit. De deur sloeg achter haar dicht.
In de lege stilte begon Gwen te huilen. Ze wenste dat ze gewoon kon verdwijnen.
Kendrick stond op het brede platform aan de rand van het Ravijn, en keek uit over het mistige landschap. Zijn hart brak. Het verscheurde hem om zijn zusje zo te zien, en het deed hem pijn, alsof hij zelf was aangevallen. Hij zag in de gezichten van de Silesianen dat ze Gwen zagen als meer dan alleen een leider—ze zagen haar als familie. Zij waren ook moedeloos. Het was alsof Andronicus hen allemaal pijn had gedaan.
Kendrick had het gevoel alsof het zijn schuld was. Hij had kunnen weten dat zijn jongere zusje zoiets zou doen. Hij wist hoe moedig ze was, hoe trots ze was. Hij had moeten weten dat ze zou proberen zichzelf over te geven voordat ze een kans hadden om haar tegen te houden. Hij had een manier kunnen vinden om haar tegen te houden. Hij wist hoe vertrouwend ze was—en als een geharde krijger kende hij ook, veel beter dan zij, de wreedheid van bepaalde leiders. Hij was ouder en wijzer dan zij, en hij had haar teleurgesteld.
Читать дальше