Het bloed waar de Verlatenen nu naar staarden, het spoor dat ze volgden…
“Rennen!” schreeuwde Thanos. De noodzaak won het van zijn liefdesverdriet terwijl hij Herek met zich meesleurde.
Hij klauterde over de rotsen in de richting van de vesting, omdat hij vermoedde dat hun achtervolgers daar niet heen wilden. Toch volgden ze hen, en Thanos moest Herek met zich meetrekken om hem rennend te houden.
Er suisde een speer langs zijn hoofd. Thanos deinsde ineen maar hij stopte niet. Hij wierp een blik achterom en zag de slanke gedaanten van de gevangenen dichterbij komen. Ze joegen hen op als een roedel wolven. Thanos wist dat hij zich om moest draaien en vechten, maar hij had geen wapens. Het enige dat hij zou kunnen doen was een steen grijpen.
Vanachter de rotsen die voor hen lagen rezen figuren in donker leer en maliënkolder shirts op. Ze hadden hun bogen gespannen. Thanos reageerde instinctief en sleurde Herek met zich mee naar de grond.
Pijlen vlogen over hen heen, en Thanos zag de groep verwilderde gevangenen als afgesneden maisplanten tegen de vlakte gaan. Eén van hen wilde op de vlucht slaan, maar werd door een pijl in haar rug geraakt.
Thanos ging staan terwijl een trio mannen naar hen toe liep. De voorste, met zilveren haar en een hoekig postuur, zwaaide zijn boog op zijn rug en trok een lang mes tevoorschijn.
“Jij bent Prins Thanos?” wilde hij weten.
Op dat moment wist Thanos dat hij verraden was. De kapitein van de smokkelboot had hen verteld waar hij was, in ruil voor goud of simpelweg omdat hij geen problemen wilde.
Hij dwong zichzelf om rechtop te staan. “Ja, ik ben Thanos,” zei hij. “En jij bent?”
“Ik ben Elsius, cipier van deze plek. Men noemde me ooit Elsius de Slachter. Elsius de Killer. Nu verdienen degenen die ik dood hun lot.”
Thanos had die naam eerder gehoord. Het was een naam die de kinderen waar hij mee was opgegroeid gebruikt hadden om elkaar bang te maken. De naam van een edelman die had gemoord en gemoord tot zelfs het Rijk had besloten dat hij te gevaarlijk was om vrij rond te lopen. Ze hadden verhalen verzonnen over die dingen die hij deed met de mensen die hij gevangennam. Thanos hoopte in elk geval dat de verhalen verzonnen waren.
“Ga je me nu vermoorden?”
Thanos probeerde uitdagend te klinken, ondanks het feit dat hij geen wapens had.
“Oh nee, mijn prins, we zijn iets heel anders met je van plan. Je gezelschap daarentegen…”
Thanos zag dat Herek probeerde op te staan, maar hij was niet snel genoeg. De leider deed een stap naar voren en deelde zijn eerste messteek uit met een levendige efficiëntie. Het mes gleed in de andere man en eruit, erin en eruit. Hij hield Herek overeind, alsof hij wilde voorkomen dat hij stierf voor hij klaar was.
Uiteindelijk liet hij het levenloze lichaam van de gevangene los. Toen hij zich weer naar Thanos omdraaide, was er bijna niets menselijks in zijn gezicht te zien.
“Hoe voelt het nu, Prins Thanos,” vroeg hij, “om een gevangene te zijn?”
Lucious was van de geur van brandende huizen gaan houden. Er was iets rustgevends aan, maar ook iets dat hem opwond bij het vooruitzicht van alles dat ging komen.
“Wacht ze op,” zei hij vanaf zijn plek op een groot strijdros.
Om hen heen spreidden zijn mannen zich uit om de huizen te omsingelen. Het waren nauwelijks huizen eigenlijk, niets meer dan krotten die zo armzalig waren dat het niet eens de moeite waard was om ze te plunderen. Misschien zouden ze later nog eens door het as ziften.
Maar nu was het tijd voor plezier.
Lucious zag beweging uit zijn ooghoeken toen de eerste mensen schreeuwend hun huizen uitrenden. Hij wees met zijn gehandschoende hand, en het zonlicht weerspiegelde op zijn gouden wapenrusting.
“Daar!”
Hij spoorde zijn paard al steigerend aan tot een galop, hief een speer en wierp hem naar één van de rennende figuren. Naast hem haalden zijn mannen de mannen en vrouwen in, hakkend en moordend. Hier en daar lieten ze er één leven, als ze dachten dat het de opbrengst op de slavenmarkt waard zou zijn.
Het afbranden van een dorp was, zo had Lucious ondervonden, een vorm van kunst. Het was belangrijk om niet blindelings het dorp te bestormen en alles maar in brand te steken. Dat was wat amateurs deden. Als je onvoorbereid naar binnen stormde, dan sloegen mensen op de vlucht. Als je huizen in de verkeerde volgorde verbrandde, dan bestond de kans dat er waardevolle spullen werden achtergelaten. Als je te veel ontsnappingsroutes openliet, dan waren de rijen met slaven waren korter dan ze moesten zijn.
Het belangrijkste was een goede voorbereiding. Hij had zijn mannen zich in een cordon voor het dorp laten opstellen, waarna hij in zijn oh zo opvallende wapenrusting naar binnen was gereden. Een aantal van de boeren waren gevlucht toen ze hem zagen, en Lucious had daarvan genoten. Het voelde goed om gevreesd te zijn. Het was ook terecht.
Nu waren ze bij de volgende fase, waar ze een aantal van de minst waardevolle huizen verbrandden. Van bovenaf, natuurlijk, door fakkels op het rieten dak te gooien. Mensen konden niet vluchten als je hun schuilplaatsen vanaf de grond in brand stak, en als ze niet vluchtten was er geen entertainment.
Later zou er tijd zijn voor een traditionele plundering, gevolgd door het martelen van degenen die vermoedelijk met de rebellen sympathiseerden, of zij die misschien kostbaarheden verborgen hielden. En daarna de executies, natuurlijk. Lucious glimlachte bij de gedachte. Normaal gesproken gebruikte hij ze alleen om een voorbeeld te geven. Maar vandaag zou zijn aanpak wat… grondiger zijn.
Hij betrapte zichzelf erop dat hij aan Stephania dacht terwijl hij door het dorp reed en zijn zwaard trok om links en rechts te hakken. Normaal gesproken zou hij niet zo goed hebben gereageerd op iemand die hem op die manier afwees. Als één van de jonge vrouwen in dit dorp het had gedaan, zou Lucious hen waarschijnlijk levend gevild hebben in plaats van hen naar de slavenkuilen te sturen.
Maar Stephania was anders. Het was niet alleen dat ze mooi en elegant was. Toen hij nog had gedacht dat dat alles was, had hij het idee om haar te laten knielen als een verheven huisdier gewoon vermakelijk gevonden.
Nu bleek dat ze meer om het lijf had, merkte Lucious dat zijn gevoelens veranderden. Ze was niet alleen het perfecte ornament voor een toekomstige koning; ze was iemand die begreep hoe de wereld in elkaar zat, en die bereid was om plannen te smeden om te krijgen wat ze wilde.
Dat was één van de redenen dat Lucious had besloten haar te laten gaan; hij genoot te veel van het spelletje tussen hen. Hij had haar in het nauw gedreven, en ze was bereid geweest om hem met zich mee naar beneden te sleuren. Hij vroeg zich af wat haar volgende zet zou zijn.
Hij werd uit zijn gedachten opgeschrikt door de aanblik van twee van zijn mannen die een gezin het mes op de keel hadden gezet: een dikke man, een oudere vrouw, en drie kinderen.
“Waarom ademen ze nog?” vroeg Lucious.
“Uwe hoogheid,” smeekte de man, “alstublieft. Mijn gezinsleden zijn altijd de meest trouwe onderdanen van uw vader geweest. We hebben niets te maken met de rebellen.”
“Dus je zegt dat ik het bij het verkeerde eind heb?” vroeg Lucious.
“We zijn trouw, uwe hoogheid. Alstublieft.”
Lucious hield zijn hoofd schuin. “Goed dan, omdat je zo trouw bent, zal ik ruimhartig zijn. Ik laat één van je kinderen leven. Ik laat jou zelfs kiezen welke. Sterker nog, ik beveel het je.”
“M-maar… we kunnen niet tussen onze kinderen kiezen,” zei de man.
Lucious wendde zich tot zijn mannen. “Zie je? Zelfs als ik bevelen geef gehoorzamen ze niet. Maak ze allemaal af, en verspil mijn tijd niet meer met dergelijke gevallen. Iedereen in dit dorp wordt gedood of tot slaaf gemaakt. Ik zeg het niet nog een keer.”
Читать дальше