Inhoud
Alle rechten op verspreiding, met inbegrip van film, broadcast, fotomechanische weergave, geluidsopnames, electronische gegevensdragers, uittreksels & reproductie, zijn voorbehouden.
© 2021 novum publishing
ISBN drukuitgave: 978-3-99107-234-8
ISBN e-book: 978-3-99107-235-5
Lectoraat: M. Moors
Vormgeving omslag: Larisabozhikova,
Oksana Ermak | Dreamstime.com
Omslagfoto, lay-out & zetting:
novum publishing
Foto’s binnendeel: Nelly Claeys
www.novumpublishing.nl
Schrijf met bloed en je zult ervaren dat bloed geest is.
Proloog
1983
1984
29.01.84
Hutsepot, dát zal ik eens maken. Terwijl ik een raap in stukjes snijd, komt Bert de keuken in geslenterd.
“Waarom lach jij naar die raap?” vraagt hij.
“Lach ik?”
“Ja, je lacht.”
“Och, ik denk aan mijn schooltje van vroeger. Eens kreeg ik van mijn tante Begijntje een hele doos mooie, kleurige lappen. De kleuters wilden er bedjes mee maken voor poppenkinderen, helaas hadden we geen poppen. ‘Kom,’ zei ik, ‘we gaan kindjes zoeken.’
We trokken naar het rapenveld van boer Gijsels.
1985
1986
10.01.86
Van Nolle
’t Was nieuwjaar en ik vond geen wens. Oh, wel een wens voor andere kennissen, familie, vrienden, maar geen voor jou. Gek? Ik heb er over nagedacht. Woorden. Ik heb er altijd last mee, vooral als ze boodschap willen zijn. Dan zijn ze te leeg, te luid, te veel, te…ja, te. Een gedicht van mij dan?
Toen
Er was geen enkele vogel
in de lucht,
geen trage of lage vlucht
geen vogel in de lucht;
de ijzig witte takken
kraakstil,
geen zucht
en langs de gracht
een uitgewaterd spoor;
geen vogel
zo ver de dichter kijken kon
en verder nog
wel zeven verzen lang,
geen bange vogel
in de lucht.
Toen ging hij dood.
Nolles vogelloze luchten blijven steeds in mijn landschap hangen.
19.03.1986
Er zijn nog van die dagen dat ik een warm levensgevoel heb.
Het voorjaar haalt zijn puberteitskuren uit: regen, wind en zon, alles tegelijk. Ik zit gezellig in Nietzsches boeken te lezen.
“Je moet eens luisteren, Bertje,” roep ik enthousiast, “wat Nietzsche hier neerschrijft: ‘Door de onbevlekte ontvangenis af te kondigen heeft men de ontvangenis bevlekt.’”
Bert: “Excuseer, dat ik van de os op de ezel spring, maar weet jij al wat we zullen eten deze middag? Het is half twaalf.”
Bloody Mary, alweer dat eten! Ik weet helemaal niet wat we zullen eten.
Eten koken terwijl er zoveel boeiends in die boeken staat en terwijl ik ook mijn tijd graag verdoe aan nutteloze dingen. Neem nu de BBC. Het programma English by Radio riep zijn luisteraars op om een gele briefkaart te sturen met hun ‘favourite word’ and ‘why’.
Ik schreef:
My favourite word is ‘perhaps’ because there are perhaps no certainties.
10.04.1986
Er valt een brief in de bus waarmee ik wel blij ben: Johan Anthierens gaat weer schrijven. Het blad De Zwijger heeft niet lang bestaan. Johan was waarschijnlijk niet zakelijk genoeg. Nu komt hij aandragen met een nieuw initiatief: elke woensdag een brief.
Bert zegt kritisch: “Het zal weer iets worden dat geen duur heeft en waar jij je geld aan kwijtspeelt.”
En ik: “Zo is het vaak met kunstenaars verlopen. Ze halen het niet in deze harde wereld. Ook al loopt het weer mis, ik wil hem steunen als kunstenaar. Er waren er al zo veel die armoe kenden omdat ze niet of te laat erkend werden. Van mij mag hij zichzelf zijn, hoe speels dat ook uitvalt.”
“Praat me niet meer over die vent. Ik bedoel, je mag er wel over praten, doch ik sta er niet achter. Jij loopt daar allemaal in. Hij moest zich maar eens gedragen als een ander, dan zou hij ook werk vinden als een ander.”
“Dan was hij geen kunstenaar doch een bediende. Ik wil een beetje bijdragen om hem in leven te houden.”
En zo zal er nu een wekelijkse brief komen van Johan Anthierens. Hij goochelt met alle kleuren van de regenboog. Is dat niet het waarmerk van alle kunstenaars? Wat is hun waarheid? Ze gooien zichzelf verloren want ze vinden geen grond waar ze kunnen wortelschieten en openbloeien. Ze spelen en de wereld van de volwassenen tolereert dat niet. Weelderige wildgroei overwoekert die eenlingen. Ze lijken onkruid om te vertrappelen tot een aandachtige botanist de unieke plantjes opmerkt en ze een ereplaats geeft. Vaak te laat.
Kunstenaars zijn niet te verwarren met politici. Van dat laatste soort zijn we overdaan. We worden wat mismeesterd door dat zuilenvolk. Ik ben blij dat er hier en daar eens iemand is die het aandurft oxiderend te plassen tegen gelijk welke zuil. Vergeef de kunstenaars hun bestaan. Laat ze spelen met verf, met klei, met woorden, met steen en met eenieders voeten. Laat ze toch geest-ig zijn.
13.04.1986
Het weekblad De Zwijger was een blad naar mijn hart. Ik had daar zoveel aan. Je werd tot meespelen uitgenodigd. Het prikkelde mijn verbeelding. De redactie schreef regelmatig prijskampen uit. Die van een zekere Camp bijvoorbeeld. Wie Camp was, wist geen kat. Absurde vragen waar ik absurde antwoorden op gaf. Ik was laureaat. Ik kreeg een telefoontje van Camp die eigenlijk Herman Brusselmans bleek te zijn. In die tijd was de man nog vrijwel onbekend. Hij wou de prijs eigenhandig afleveren. Ik moest maar zeggen waar we elkaar konden zien. Maar ik liep nog op krukken na nog een heupoperatie en wilde niet dat hij me zag. Toen kreeg ik zijn boekje Prachtige ogen toegestuurd. ‘k Had er veel lol aan.
Door de jaren heen is mijn spijt gebleven dat ik zo’n kans heb verkeken om Herman Brusselmans persoonlijk te ontmoeten.
10.05.1986
Ik neem een potlood, zomaar, en begin met een lijn… en ik zie Nietzsches Zarathustra met zijn dieren verschijnen. Ik dacht er niet aan ooit Zarathustra te tekenen, ook zijn dieren niet. Nu zijn ze er ineens. En ik ben blij, ‘blij als een kip die het ei heeft uitgekipt en kakelt om het wonder’.
Zarathustra naar de geest: kind, aardsgericht, de dingen ziend vanuit een ander standpunt, van dichter bij onze grond, onze baarmoeder, waaruit al wat leeft ontstaat.
Wit is de zon.
Verschaalt niet
Verschroeit niet.
Gaat niet onder.
Gaat niet zonder.
Een leugen is de boom!
Een leugen tot de zoom!
Zijn takken naar het licht?
Zijn wortels aardsgericht?
Pijn is het been.
Verrot niet.
Verrijst niet.
Pleit geduldig.
Altijd schuldig.
De wanhoop zuigt geniep.
De wortels naar haar diep.
De takken? Spijkers zijn ’t
Ook als de zon schijnt.
02.04.1987
‘k Heb weer veel getypt voor Roeland. Dat deel is nu weer af. Het is meer dan typewerk. Het is een tocht door een tragisch leven. Hij zal vragen wat hij mij schuldig is. Ik weet al wat ik zal vragen: zijn leeuwenvlag. Een prachtige linnen leeuwenvlag. Symbolisch is dat sterk, omdat ze in mijn dorp, Ramskapelle, zal wapperen nog lang nadat hij dood zal zijn. Zijn West-Vlaamse leeuwenvlag! Ik weet zeker dat ik ze zal krijgen.
Читать дальше