De Cock maakte lachend een afwerend gebaartje.
‘Dat vechten we morgen wel uit.’
Toen Vledder was vertrokken, sjokte de grijze speurder terug naar zijn woonkamer en liet zich weer in zijn fauteuil zakken. Mevrouw De Cock pakte een poef en ging demonstratief pal tegenover hem zitten.
‘Je hebt gelogen,’ sprak ze streng.
De Cock keek haar schattend aan.
‘Hoezo?’
Ze schudde haar hoofd.
‘Het is niet waar. Vader Van Hoogwoud is niet verantwoordelijk voor alle drie de moorden. Minstens één moord werd door een ander gepleegd.’
De Cock veinsde onbegrip.
‘Welke?’
‘De moord op dokter Hardinxveld… die kon vader Van Hoogwoud nooit hebben gepleegd. Hij had daarvoor een trap moeten beklimmen en daartoe was hij lichamelijk niet meer in staat.’
Om de lippen van De Cock gleed een glimlach.
‘Ze moesten jou bij de recherche inlijven,’ sprak hij bewonderend. Zijn rechterhand tastte in een zijzak van zijn colbert. De glimlach op zijn gezicht verdween. Langzaam vouwde hij zijn hand open. Op zijn handpalm lag een broche… een brede, glimmend ronde rand, kunstig opgevuld met ragfijn filigreinwerk.’
‘Wat is dat?’
‘De broche van Marianne. Ik vond hem half onder het lijk van Hardinxveld.’
‘Zij pleegde die moord?’
De Cock knikte met een somber gezicht.
‘Marianne kon geen weerstand bieden aan de psychische druk van haar vader. Door Hardinxveld een vrijpartijtje in het vooruitzicht te stellen, lokte ze hem naar het weinig gebruikte archief en sloeg hem daar dood.’
Mevrouw De Cock keek haar man verwonderd aan.
‘Je liet haar gaan?’
De grijze speurder wreef zich achter in zijn nek.
‘Ik ben,’ sprak hij aarzelend, ‘met deze broche in mijn zak naar vader Van Hoogwoud gegaan. In zijn huisje op het terrein van Amstelland heb ik de broche voor hem op tafel gelegd. Toen deed ik hem een voorstel.’
Mevrouw De Cock knikte traag voor zich uit.
‘Ik begrijp het,’ sprak ze zacht. ‘Hij zou de schuld van alle moorden op zich nemen en jij… jij zou Marianne laten gaan.’
De Cock sloot zijn hand om de broche. ‘Zo was het.’
‘Waar is Marianne nu?’
De Cock trok achteloos zijn schouders op.
‘Ver weg. Ik denk… ergens in Afrika. In ieder geval op een plek, waar men een ervaren verpleegster heel goed kan gebruiken.’
‘En zo’n plek… vond jij… was niet de bajes.’
De Cock keek zijn vrouw vertederd aan.
‘Je schijnt me te kennen.’
Peedee = plaats-delict.