“Welk zwaard?”
“Het Zwaard van het Lot, natuurlijk.”
Ze staarde hem verbijsterd aan. Het Zwaard van het Lot. Het zwaard van de legende.
“Waar?” vroeg ze wanhopig. “Waar is hij?”
“Hij is naar de Oostelijke Oversteek vertrokken.”
De Oostelijke Overstreek, dacht Selese. Dat was ver, zo ver. Ze zouden het nooit te voet kunnen bereiken. Niet op dit tempo. En als Reece daar was, dan was hij waarschijnlijk in gevaar. Hij had haar nodig.
Terwijl ze de soldaat verzorgde, wierp ze een blik op de twee paarden die aan de boom waren vastgebonden. Gezien het gebroken been van de man, zou hij ze niet kunnen bereiden. De twee paarden hadden geen nut voor hem. En als niemand voor hen zou zorgen, zouden ze sterven.
De soldaat zag haar kijken.
“Neem ze, vrouwe,” bood hij aan. “Ik zal ze niet nodig hebben.”
“Maar ze zijn van u,” zei ze.
“Ik kan ze niet berijden. Niet zo. U heeft er meer aan. Neem ze, en vindt Reece. Het is een lange reis vanaf hier, en te voet is het niet te doen. U heeft me geweldig geholpen. Ik zal hier niet sterven. Ik heb voedsel en water voor drie dagen. De mannen zullen me komen halen. Er komen hier geregeld patrouilles langs. Neem ze mee, en ga.”
Selese pakte zijn pols vast, overspoeld door dankbaarheid. Ze wendde zich vastberaden tot Illepra.
“Ik moet Reece vinden. Het spijt me. Er zijn hier twee paarden. Jij kunt de andere nemen. Ik moet naar de Oostelijke Oversteek. Het spijt me, maar ik moet je verlaten.”
Selese besteeg één van de paarden, en was verrast toen Illepra naar haar toerende en het andere paard besteeg. Illepra haalde uit met haar korte zwaard en sneed het touw door dat de paarden aan de boom bond.
Ze draaide zich om naar Selese en glimlachte.
“Dacht je nu echt dat ik je alleen zou laten gaan, na alles wat we hebben meegemaakt?” vroeg ze.
Selese glimlachte. “Blijkbaar niet,” antwoordde ze.
Ze spoorden hun paarden aan en gingen er vandoor, naar het oosten. Naar Reece.
Gwendolyn boog haar hoofd tegen de wind en de sneeuw terwijl ze door een eindeloze witte wereld heen liep. Alistair, Steffen en Aberthol liepen naast haar, Krohn aan haar voeten. Ze hadden al uren gelopen sinds ze het Ravijn waren overgestoken en de Onderwereld hadden betreden, en Gwen was uitgeput. Haar spieren deden zeer en er schoten pijnsteken in haar buik elke keer dat de baby bewoog. De wereld was wit, en het sneeuwde onophoudelijk, en de horizon bood geen hoop. Er was niets dat de eentonigheid van het landschap doorbrak; Gwen had het gevoel alsof ze naar het einde van de aarde liep.
Het leek ook steeds kouder te worden, en ondanks haar vachten voelde Gwendolyn de kou tot op haar botten. Ze had al geen gevoel meer in haar anderen.
Ze keek en zag dat de anderen ook rilden van de kou, en ze begon zich af te vragen of ze niet een grote fout had begaan door hier te komen. Zelfs als Argon hier was, hoe zouden ze hem dan ooit kunnen vinden? Er was geen spoor, geen pad, en Gwen voelde zich steeds wanhopiger worden omdat ze geen flauw idee had waar ze heen gingen. Het enige dat ze wist was dat ze steeds verder weg gingen van het Ravijn, steeds verder naar het noorden. En zelfs als ze Argon zouden vinden, konden ze hem dan bevrijden? Kon hij zelfs bevrijd worden?
Gwen wist dat ze een plek had betreden die niet bedoeld was voor mensen, een bovennatuurlijk plek voor tovenaars en druïdes en mysterieuze krachten die ze niet begreep. Ze had het gevoel alsof ze zich op verboden terrein begaven.
Конец ознакомительного фрагмента.
Текст предоставлен ООО «ЛитРес».
Прочитайте эту книгу целиком, на ЛитРес.
Безопасно оплатить книгу можно банковской картой Visa, MasterCard, Maestro, со счета мобильного телефона, с платежного терминала, в салоне МТС или Связной, через PayPal, WebMoney, Яндекс.Деньги, QIWI Кошелек, бонусными картами или другим удобным Вам способом.