Ze liep naar de boetiek die naast de lege winkel zat waarvan ze hoopte dat die snel van haar zou zijn.
Ik kan net zo goed kennis gaan maken met de buren, redeneerde ze.
Ze stapte naar binnen en ontdekte dat het een zeer minimalistisch ogende plek was met slechts een paar selecte items. De vrouw achter de toonbank keek op toen ze binnenkwam, en haar neus ging verwaand omhoog toen haar blik over Lacey’s kleding dwaalde. De vrouw was dun en zag er tamelijk streng uit, maar haar golvende bruine haar was op precies dezelfde manier gekapt als dat van Lacey. Haar zwarte jurk deed haar op een soort kwaadaardige kloon van zichzelf lijken, dacht ze geamuseerd.
‘Kan ik u helpen?’ vroeg de vrouw met een zwakke, onaangename stem.
‘Nee, dank u,’ antwoordde Lacey. ‘Ik weet precies wat ik wil.’
Ze koos een tweedelig pakje uit het rek, het type dat ze in New York gewend was te dragen, en toen wachtte ze even. Wilde ze een replica van zichzelf maken? Zich kleden als de vrouw die ze eerder was geweest? Of wilde ze een nieuw iemand zijn?
Ze keerde zich om naar de winkelbediende. ‘Eigenlijk heb ik misschien toch wat hulp nodig.’
Het gezicht van de vrouw bleef onbewogen toen ze achter de toonbank vandaan stapte en naar Lacey toe liep. Blijkbaar nam ze aan dat Lacey tijdverspilling was. Iemand die haar kleding in een kringloopwinkel koopt, kon het zich toch zeker niet veroorloven om in een boetiek als deze te winkelen? Lacey verheugde zich op het moment dat ze met haar bankpasje in het oordelende gezicht van deze vrouw zou kunnen wapperen.
‘Ik heb iets nodig voor mijn werk,’ zei Lacey. ‘Formeel, maar niet te stijf, begrijpt u?’
De vrouw knipperde met haar ogen. ‘En wat voor werk doet u?’
‘Antiek.’
‘Antiek?’
Lacey knikte. ‘Yep. Antiek.’
De vrouw koos iets uit het rek. Het was modieus, een beetje scherp, met een vleugje mannelijkheid in de snit. Lacey nam het mee naar de paskamer en trok het aan om te kijken of de maat goed was. De weerspiegeling die naar haar terug staarde, deed een grijns om haar lippen verschijnen. Ze zag er – durfde ze het te zeggen? – cóól uit. De winkelbediende, met haar pinnige gezicht, had een onberispelijke smaak en een indrukwekkende kijk op hoe ze haar klanten er op hun best kon laten uitzien.
Lacey verliet de paskamer. ‘Het is perfect. Ik neem het. En nog vier in andere kleuren.’
De wenkbrauwen van de winkelbediende schoten omhoog. ‘Pardon?’
Lacey’s telefoon ging. Ze keek naar het schermpje en zag Stephens nummer naar haar opflitsen.
Haar hart maakte een sprongetje. Dit was het! Het telefoontje waarop ze had gewacht! Het telefoontje dat haar toekomst zou bepalen!
‘Ik neem het,’ herhaalde Lacey tegen de winkelbediende, plotseling buiten adem van verwachting. ‘En nog vier in andere kleuren waarvan u denkt dat ze bij me passen.’
De winkelbediende keek verbijsterd toen ze naar de achterkant ging, naar die lelijke grijze opslagschuurtjes dacht Lacey, om meer setjes voor haar te vinden.
Lacey nam haar telefoon op. ‘Stephen?’
‘Hoi, Lacey. Ik ben hier met Martha. Kun je naar de winkel komen om even een praatje te maken?’
Zijn toon klonk veelbelovend en Lacey kon niet anders dan glimlachen.
‘Zeer zeker. Ik ben er met vijf minuten.’
De winkelbediende keerde terug met haar armen vol kleding. Lacey merkte het onberispelijke kleurenpalet op: crème, zwart, donkerblauw en zachtroze.
‘Wilt u ze passen?’ vroeg de winkelbediende.
Lacey schudde haar hoofd. Ze had nu haast en kon niet wachten om haar aankoop af te ronden en naar de buren te rennen. Ze bleef over haar schouder naar de uitgang kijken.
‘Nee. Als ze hetzelfde zijn als deze, dan vertrouw ik erop dat ze goed zullen zijn. Kan ik nu alles afrekenen, alstublieft?’ Ze sprak snel. Haar afnemende geduld was letterlijk hoorbaar. ‘O, en deze hou ik meteen aan.’
De winkelbediende leek niet erg onder de indruk van de manier waarop Lacey haar probeerde op te jagen. Alsof ze haar wilde stangen, nam ze de tijd om elk item aan te slaan en het voorzichtig in vloeipapier te vouwen.
‘Wacht even!’ riep Lacey, terwijl de vrouw een papieren zak tevoorschijn haalde om de kleding in te doen. ‘Ik kan niet met een tasje van een winkel rondlopen. Ik heb een handtas nodig. Een goede.’ Haar blik schoot naar de rij tassen op een plank achter het hoofd van de vrouw. ‘Kunt u er een kiezen die goed bij de kleding past?’
Te oordelen naar de gezichtsuitdrukking van de winkelbediende dacht deze dat dat ze met een complete gek te maken had. Toch draaide ze zich om, bekeek elk van de handtassen nauwkeurig, en pakte toen een oversized zwarte lederen clutch met een gouden gesp.
‘Perfect,’ zei Lacey. Ze wipte op en neer op haar tenen als een sprinter die op het startschot wacht. ‘Sla alles maar aan.’
De vrouw deed wat haar werd bevolen en begon voorzichtig de clutch met de kledingpakketjes te vullen.
‘Dat is dan...’
‘Schoenen!’ onderbrak Lacey haar plotseling. Wat een warhoofd. Het was vanwege haar waardeloze bootschoenen dat ze überhaupt naar deze winkel was gegaan. ‘Ik heb schoenen nodig!’
De winkelbediende leek op de een of andere manier nog minder onder de indruk. Misschien dacht ze dat Lacey haar in de maling nam en dat ze aan het eind weg zou rennen.
‘Onze schoenen staan hier,’ zei ze koel, en ze gebaarde met haar arm.
Lacey keek naar de kleine selectie van prachtig vervaardigde hakschoenen die ze in New York City gedragen zou hebben, waar ze pijnlijke enkels als een beroepsrisico had beschouwd. Maar nu was alles anders, herinnerde Lacey zichzelf. Ze hoefde geen schoeisel aan dat pijn veroorzaakte.
Haar blik viel op een paar zwarte brogues. De schoenen zouden de perfect bij haar nieuwe collectie pakken passen. Ze ging er meteen op af.
‘Deze,’ zei ze, terwijl ze ze op de toonbank voor de winkelbediende neerzette.
De vrouw nam niet de moeite om Lacey te vragen of ze ze wilde passen, dus sloeg ze ze aan en kuchte even in haar vuist toen het viercijferige bedrag op de display van de kassa opflitste.
Lacey haalde haar bankpas tevoorschijn, betaalde, trok de nieuwe schoenen aan, bedankte de winkelbediende en stapte via de achterkant van de winkel over naar het leegstaande perceel ernaast. In haar borst bloeide de hoop op dat ze slechts een paar ogenblikken verwijderd was van het ophalen van de sleutels van Stephen, en dat ze de buur zou worden van de koele winkelbediende bij wie ze net een hele nieuwe identiteit had aangeschaft.
Toen ze binnenkwam, zag Stephen eruit alsof hij haar niet herkende.
‘Ik dacht dat je zei dat ze een beetje slonzig leek?’ zei de vrouw naast hem vanuit haar mondhoek. Dat moest zijn vrouw Martha zijn. Als ze discreet probeerde te zijn, dan faalde ze jammerlijk. Lacey kon elk woord horen.
Lacey gebaarde naar haar outfit. ‘Ta-da. Ik zei toch dat ik weet waar ik mee bezig ben?’ plaagde ze.
Martha wierp Stephen een blik toe. ‘Waar maakte je je zorgen over, ouwe idioot? Zij is het antwoord op al onze gebeden! Geef haar meteen een huurovereenkomst!’
Lacey kon het niet geloven. Wat een geluk. Het lot was beslist tussenbeide gekomen.
Stephen haalde haastig wat documenten uit zijn tas en legde die op de toonbank voor haar neer. In tegenstelling tot de echtscheidingspapieren waar ze met ongeloof en groot verdriet naar had gestaard, leken deze papieren te gloeien van beloften en kansen. Ze haalde haar pen tevoorschijn, dezelfde pen waarmee ze haar echtscheidingspapieren had ondertekend, en plaatste haar handtekening op het papier.
Lacey Doyle. Ondernemer.
Haar nieuwe leven was bezegeld.
Met een bezem in haar handen veegde Lacey de vloerplanken van de winkel waar ze nu de trotse huurder van was, en haar hart leek wel uit elkaar te barsten.
Читать дальше